• Login
    Search 
    •   Home
    • RIVM official reports
    • Search
    •   Home
    • RIVM official reports
    • Search
    JavaScript is disabled for your browser. Some features of this site may not work without it.

    Browse

    All of WARPCommunitiesTitleAuthorsIssue DateSubmit DateSubjectsPublisherDepartmentThis CommunityTitleAuthorsIssue DateSubmit DateSubjectsPublisherDepartment

    My Account

    LoginRegister

    Filter by Category

    Subjects
    02 (310)
    gezondheid (32)health (25)epidemiologie (20)blootstelling (16)View MoreAuthorsVTV (55)CIE (50)PZO (32)SIR (27)LIS (23)View MoreYear (Issue Date)2005 (65)2004 (60)2003 (54)2000 (44)2002 (40)TypesOnderzoeksrapport (309)Briefrapport (1)

    Statistics

    Display statistics
     

    Search

    Show Advanced FiltersHide Advanced Filters

    Filters

    Now showing items 51-60 of 310

    • List view
    • Grid view
    • Sort Options:
    • Relevance
    • Title Asc
    • Title Desc
    • Issue Date Asc
    • Issue Date Desc
    • Results Per Page:
    • 5
    • 10
    • 20
    • 40
    • 60
    • 80
    • 100

    • 310CSV
    • 310RefMan
    • 310EndNote
    • 310BibTex
    • Selective Export
    • Select All
    • Help
    Thumbnail

    Gezondheidsaspecten van Legionella in water

    Schets FM; de Roda Husman AM (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu RIVM, 2004-07-30)
    Legionella pneumophila is een veroorzaker van ernstige longontsteking bij mensen. Legionella bacterien blijken overal in waterige milieus aanwezig te zijn. Met name in kunstmatige waterige milieus kunnen mensen blootgesteld worden aan aerosolen waarin Legionella aanwezig is. Dit beknopte overzicht van de huidige stand van het onderzoek naar Legionella geeft aan dat, hoewel vele onderzoeksgroepen Legionella bestuderen, er nog vele vragen over dit complexe pathogeen onbeantwoord blijven. Omdat volledige eliminatie uit alle watersystemen onmogelijk is, dient bescherming van de volksgezondheid er op gericht te zijn het besmettingsrisico zo klein mogelijk te maken door adequate preventieve maatregelen te treffen. Hiervoor is echter kennis vereist omtrent de factoren die resulteren in de vorming van biofilms en die bepalen of Legionella een leidingnet kan koloniseren en zich kan vermenigvuldigen tot voor de volksgezondheid relevante niveaus. Het is bekend dat de aanwezigheid van Legionella in watersystemen niet altijd tot ziekte bij blootgestelde personen leidt. Het is daarom van belang te weten wat de aanwezigheid van Legionella in een leidingsysteem betekent voor de volksgezondheid. De detectiemethode voor Legionella in water, die een slechte specificiteit en gevoeligheid heeft, dient hiertoe geoptimaliseerd te worden. Bovendien dienen Legionella isolaten uit patienten en water vergeleken te worden. Het is duidelijk dat aanvullend onderzoek ter onderbouwing van huidige en toekomstige wetgeving onontbeerlijk is.
    Thumbnail

    Zorg in de grote steden

    Verkleij H; Verheij RA - Verkleij H; Verheij RA (eds) (2003-06-05)
    De zorg in de achterstandswijken van de grote steden functioneert niet optimaal door de grote diversiteit in bevolkingsgroepen, de gebrekkige samenhang in de zorg en de tekorten aan huisartsen, verpleegkundigen en verzorgenden. Juist in deze wijken is de gezondheid van de bevolking bovendien slechter dan in de rest van Nederland. Vooral de allochtone bevolking in de grote steden is de laatste jaren sterk gegroeid en bestaat uit een toenemend aantal nationaliteiten. Ook groepen in de marge van de samenleving, zoals dak- en thuislozen, verslaafden, ex-psychiatrische patienten, vereenzaamde ouderen en illegalen zijn oververtegenwoordigd. De werklast van huisartsen in de grote steden is de afgelopen jaren meer toegenomen dan in andere plaatsen. De werklast is het grootst in achterstandswijken. De animo onder jonge huisartsen om in de stad te werken is onvoldoende om de openvallende plaatsen van stoppende huisartsen in te vullen. De vacatures voor verpleegkundig en verzorgend personeel zijn in de drie grootste steden het moeilijkst te vervullen. In het algemeen kunnen zowel de autochtone als de allochtone bevolking in de grote steden de weg naar de zorg nog goed vinden. Maar zowel zorgverleners als patienten rapporteren dat de kwaliteit van de zorg voor allochtone patienten niet optimaal is. Er zijn daarom specifieke inspanningen nodig om de toegankelijkheid en kwaliteit van de zorg in de grote steden in de toekomst veilig te stellen en te verbeteren. Vooral de eerstelijns gezondheidszorg in achterstandswijken heeft extra aandacht nodig. Deze inspanningen moeten gericht zijn op de verbetering van de toegankelijkheid en kwaliteit van de kwetsbare groepen. Meer samenhang en samenwerking tussen verschillende zorgsectoren (preventie, curatieve zorg, care en welzijn is nodig om patienten met meervoudige medische en psychosociale problemen te helpen. Ook zijn acties nodig om het werken voor huisartsen en ander zorgpersoneel in de grote steden aantrekkelijker te maken. Op het lokale niveau zullen vooral zorgverzekeraars en gemeentebesturen moeten gaan samen werken om een goede eerstelijnszorg veilig te stellen.
    Thumbnail

    Gegevens over medische stralingstoepassingen: van ziekenhuisenquetes tot zorgverzekeraars

    Meeuwsen EJ; Brugmans MJP (2003-03-06)
    Lidstaten van de Europese Gemeenschap moeten inzicht hebben in de blootstelling van hun bevolking aan ioniserende straling als gevolg van medische handelingen. Deze regel is vastgelegd in de Europese richtlijn ter bescherming van patienten, die recent in de Nederlandse wetgeving is geimplementeerd. Voor dit doel ontwikkelt RIVM een Informatiesysteem Medische Stralingstoepassingen (IMS). In dit rapport worden voor drie onderwerpen gegevens voor het IMS gepresenteerd als vervolg op een eerdere pilotstudie. Deze drie onderwerpen zijn aantallen verrichtingen, leeftijds- en geslachtopbouw van blootgestelde patienten en de relatie personele bezetting en aantallen verrichtingen. De drie informatiebronnen waar we voor dit rapport uit geput hebben zijn de Enquete Jaarcijfers Ziekenhuizen (EJZ), declaratiegegevens van ziektekostenverzekeraars en de te Personeelssterkte. De gegevens uit de EJZ tonen aan dat het totale aantal rontgen-, en nucleair geneeskundige onderzoeken eind jaren negentig vrij stabiel blijft, respectievelijk 8,5 miljoen en 240 duizend onderzoeken per jaar. Het aantal CT onderzoeken neemt licht toe, ongeveer 1,8% per jaar, tot 494 duizend in 1998. Van ziektekostenverzekeraars zijn declaratiegegevens over 2000 verkregen van ongeveer vier miljoen verzekerden. Deze gegevens geven inzicht in het verband tussen verschillende verrichtingen en de leeftijds-, en geslachtsverdeling van betrokken patienten. De toename van het aantal CT onderzoeken in de tweede helft van de jaren negentig loopt gelijk op met de toename die te verwachten was op grond van bevolkingsgroei en vergrijzing. De aantallen rontgen- en nucleair geneeskundige onderzoeken zijn daarentegen achtergebleven bij de verwachte toename.Met gegevens uit de Enquete Personeelssterkte is gekeken in hoeverre de personele bezetting en het aantal verrichtingen aan elkaar gerelateerd zijn. De relatie tussen het aantal verrichtingen en de personeelssterkte in 1997 laat grote verschillen zien tussen ziekenhuizen, maar de gegevens zijn niet gedetailleerd genoeg om daar conclusies aan te verbinden.
    Thumbnail

    Proefkoppeling van registratiesystemen ten behoeve van longitudinale zorgprofielen van zorggebruik: Koppeling van huisarts- en ziekenhuisgegevens

    Struijs JN; Baan CA; Westert GP (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu RIVM, 2002-01-18)
    In dit rapport wordt de haalbaarheid van het construeren van longitudinale zorgprofielen door middel van een koppeling van bestaande registratiesystemen (Landelijk Informatie Netwerk Huisartsen (LINH), de Landelijk Medische Registratie (LMR) en de Landelijke Ambulante Zorg Registratie (LAZR)) onderzocht. Aanbevelingen van eerder uitgevoerde pilot-koppeling door Delnoij e.a. zijn in het huidige onderzoek meegenomen. De koppeling is uitgevoerd voor een selectie van huisartspatienten die verwezen zijn voor Diabetes Mellitus, Astma, Chronic Obstructive Pulmonary Disease en coronaire hartziekten. Voor 63% van de patienten kon een of meerdere inhoudelijk terechte koppelingen van huisartsgegevens aan ziekenhuisgegevens worden gerealiseerd. 8% (n= 326) heeft betrekking op een dagbehandeling, 33% (n=1.348) op een poliklinisch consult en 59% (n=2.434) op een klinische opname. Deze koppeling laat zien dat het technisch mogelijk is om longitudinale zorgprofielen te construeren op basis van secundaire data, indien gekoppeld kan worden met de variabelen geboortedatum, geslacht en 4-cijferige postcode van de patient. Aangezien de koppeling geen tot de persoon herleidbare gegevens bevat en als zodanig niet onder de Wet Persoonsregistratie valt, is dit koppelingsproject wettelijk toegestaan.<br>
    Thumbnail

    Medische beeldvorming en stralingstherapie: recente ontwikkelingen en toekomstverwachtingen geillustreerd aan de hand van voorbeelden uit de kankerbestrijding

    Lembrechts J; Halteren AR van; Peters-Volleberg GWM (2001-09-28)
    De stand van zaken en toekomstige ontwikkelingen op het gebied van de toepassing van straling voor het diagnosticeren en behandelen van enkele frequent voorkomende vormen van kanker worden in dit rapport behandeld. Het is onderdeel van de Volksgezondheid Toekomst Verkenning 2002 van het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu. Een scala aan moderne diagnostische beeldvormende technieken zoals dynamische MRI en computer tomografie maken zowel het identificeren en behandelen van tumoren als het evalueren van het behandelresultaat eenvoudiger. Drijvende kracht achter vele verbeteringen zijn de ontwikkelingen in de micro-elektronica en in de informatie- en communicatietechnologie. Informatie over de structuur van een aandoening wordt steeds vaker aangevuld met beelden die functionele aspecten belichten. Echter, eenvoudige technieken voor de vroegtijdige opsporing van tal van vormen van kanker zijn nog niet beschikbaar. Radiotherapie blijft, ook dit decennium, de belangrijkste op straling gebaseerde vorm van behandeling van kanker. Door optimaal inzetten van de nu reeds bekende inzichten op dit gebied is nog de nodige gezondheidswinst te boeken. De toekomst van bijvoorbeeld radio-immunotherapie en fotodynamische therapie blijft voorlopig onzeker. Het steeds vaker uitvoeren van kosten-baten analyses moet de kans op introductie van ineffectieve nieuwe diagnostische technieken verkleinen, ook bij de kankerbestrijding. Daarnaast zal de groeiende aandacht voor het bepalen van de kwalititeit van leven resulteren in een verbeterde evaluatie van behandelopties.
    Thumbnail

    A healthy judgement? Health and Health care in the Netherlands in international perspective

    Achterberg PW; Kramers PGN; van der Wilk EA (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu RIVM, 2002-03-11)
    International comparisons of health and health care are increasingly used to 'benchmark' national health system performances. This report summarises earlier Dutch RIVM reports. It analyses: 1) the policy relevance of several other international reports, among which the WHO2000 report, which compared health and health care in Europe 2) the stagnating increase in life expectance, especially for Dutch woman 3) the relatively bad trends in Dutch perinatal mortality. Major conclusions are: 1) The WHO2000 report presents a new vision and puts health systems at the political agenda. Its policy implications are unclear, however, and its methodology is wedely critezised. Other reports have presented important topics for further analysis. 2) Lifestyle factors, especially smoking, are responsible for stagnating increase in Dutch life expectancy, especially for women. Prevention remains a key factor for future improvements in Dutch health status. 3) Giving birth at relatively old ages, high rates of twin births and smoking during pregnancy have grown to become even more important as riskfactors for perinatal mortality in the Netherlands. The increased number of children born to ethnic minority mothers is also associated with higher perinatal mortality risks. Improvements in care and prevention around birth are possible in the Netherlands with special attention for ethnic minority groups. The importance of internationally comparable datasets as tools for national benchmarking of health and healthcare is evident, but needs much improvement. Recommendations have been made to the Dutch Minister of Health and she has immediately taken on board several of them. This clearly shows the added value of international comparisons.<br>
    Thumbnail

    Immunomodulation by probiotics: efficacy and safety evaluation

    Ezendam J; Opperhuizen A; van Loveren H (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu RIVM, 2005-08-30)
    In dit rapport wordt een voorstel gedaan voor een schema om veiligheid en werkzaamheid van probiotica te beoordelen. Probiotica zijn niet-pathogene bacterien die onder andere worden toegevoegd aan zuivelproducten. De verwachting wordt daarbij gewekt dat consumptie van deze producten gezondheidsbevorderend is bijvoorbeeld door beinvloeding van het immuunsysteem. Informatie over werkzaamheid is voornamelijk verkregen door middel van dierexperimenteel onderzoek, terwijl informatie verkregen uit klinisch onderzoek nog beperkt is. Verder is er nog weinig bekend over de eventuele schadelijke gevolgen van probiotica, hoewel toch zeker aanleiding bestaat tot zorg hierover. Stimulatie van immuunresponsen lijkt voordelig in termen van weerstand, maar de keerzijde is wellicht inductie van autoimmuniteit. Tegenwoordig is babyvoeding verkrijgbaar waaraan probiotica zijn toegevoegd. Fabrikanten claimen een positief effect op darmflora en weerstand en mogelijk preventie van allergieen. Echter, ook voor babyvoeding geldt dat werkzaamheid en veiligheid van dit soort producten wetenschappelijk niet onderbouwd is. Aangezien baby's gevoeliger zijn voor immuunmodulatie, kan consumptie van probiotica wellicht schadelijke (lange-termijn) effecten veroorzaken. In de Europese Unie worden probiotica gereguleerd door de 'Novel Foods Regulation' (258/97/EC). Deze regelgeving is alleen van toepassing op bacteriestammen die voor 1997 niet werden gebruikt in de voeding. Hiervoor werden al probiotische stammen toegepast in de voeding, waarvoor geen regelgeving bestaat, maar die wel gezondheidseffecten kunnen hebben. Het in dit rapport voorgestelde schema om probiotica te beoordelen op zowel veiligheid als werkzaamheid, kan wellicht bijdragen aan het formuleren van regelgeving ten aanzien van bestaande en nieuw op de markt te brengen probiotica.
    Thumbnail

    Risicoschatting voor Down syndroom en neuraalbuisdefecten door analyse van triple test parameters in maternaal serum 1999-2002

    Schielen PCJI; Elvers LH; Loeber JG (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu RIVM, 2005-03-23)
    Tussen 1999 en 2002 zijn in opdracht van de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) ongeveer 14000 zogenaamde triple testen uitgevoerd. De triple test is een bloedtest die de kans geeft op een zwangerschap van een kind met Down syndroom of met een open rug of open schedel (NBD). Als de uitkomst van zo'n test ongunstig is ('hoog risico') kan de zwangere vrouw beslissen of zij haar zwangerschap nader laat onderzoeken. Bij de triple test wordt in het bloed van de zwangere de concentratie bepaald van drie hormoonachtige stoffen. De gemeten concentraties en de leeftijd van de moeder zijn de basis voor de kansbepaling, die wordt berekend met een computerprogramma. De zwangere vrouwen voor wie een triple test was aangevraagd is gevraagd de uitkomst van de zwangerschap te melden. Met die gegevens kan de effectiviteit van de triple test onderzocht worden (epidemiologische evaluatie). Dit rapport presenteert die epidemiologische evaluatie, maar ook de herkomst van de aanvragen, de uitkomsten van de experimentele bepalingen en (voor het eerst) een overzicht van de individuele Down syndroom- en NBD-zwangerschappen. In de verslagperiode steeg het aantal aanvragen van ca. 3100 (1997-1999) tot ca. 3700 per jaar. Er waren geen veranderingen in de regionale herkomst, aanvragercategorie, en leeftijdsverdeling van de populatie zwangere vrouwen. In 1999 werd van 79% en in 2000-2001 van 84% van alle aanvragen een rapportage van de uitkomst van de zwangerschap ontvangen. In 1999 werd 90% van alle Down syndroom zwangerschappen gevonden en in de periode 2000-2001 80%, bij een percentage onterechte 'hoog risico' uitslagen van in beide periodes 15,6%. Van de NBD zwangerschappen werd in 1999 en 2000-2001 respectievelijk 50 en 0 % ontdekt bij een percentage onterechte 'hoog risico' uitslagen van respectievelijk 0,8 en 1,2%. Deze percentages geven aan dat aan bepaalde minimumeisen voor de triple test is voldaan (met uitzondering van het detectiepercentage voor NBD). Ook het gemiddelde van de concentraties van de drie stoffen die bij de triple test worden gemeten bevond zich binnen de gestelde grenzen. Verder laat dit rapport zien dat de meeste triple testen worden uitgevoerd bij een zwangerschapsduur tussen de 15 en 16 weken en dat de meeste monsters minder dan drie dagen in transport zijn tussen bloedafname en ons laboratorium. Bij triple testen uitgevoerd bij zwangeren met suikerziekte en bij tweelingzwangerschappen blijken de veranderingen in de concentraties van de triple test stoffen overeen te komen met literatuurgegevens.
    Thumbnail

    Surveillance van HIV-infectie onder injecterende druggebruikers in Nederland: meting Almelo/Enschede/Hengelo 2000

    Haks K; Berns MPH; Snijders BM; Watzeels JCM; Regteren AF van; Laar MJW van de (Tactus instelling voor verslavingszorg, 2001-09-24)
    Tussen 19 mei en 4 juli 2000 werden bij 79 IDs (injecterende druggebruikers) uit Almelo, Enschede en Hengelo een speekselmonster en een vragenlijst naar risicogedrag afgenomen. De deelnemers werden geworven via de methadonposten in Almelo en Enschede.Van de 79 IDs waren twee deelnemers HIV-positief (prevalentie 2,5%; 95% betrouwbaarheidsinterval 0,3-8,8). Van de 40 deelnemers die in de laatste zes maanden intraveneus drugs hebben gebruikt ('actuele spuiters') had 30% in de laatste zes maanden een gebruikte spuit of naald van een ander geleend. Dit percentage is veel hoger dan in de andere steden (11-17%). De geleende spuit/naald werd door 83% niet of niet goed schoongemaakt. Achttien procent van de actueel spuitende IDs had recent een gebruikte spuit of naald uitgeleend. Dit gebeurt meer in Twente dan in andere steden, zoals Heerlen/Maastricht, Amsterdam en Groningen, waar een vergelijkbare meting werd uitgevoerd. Spuitattributen (watje, lepel, filter, spoelwater) werden door 40% van de actuele spuiters wel eens geleend.Van alle IDs had 49% in de laatste zes maanden een vaste seksuele partner. Bij 44% van deze IDs was de vaste partner geen druggebruiker en bij 15% een niet-injecterende druggebruiker. Bij seksueel contact met de vaste partner gebruikte slechts 8% van de IDs altijd een condoom. Met losse partners en met klanten (prostitutie) werden condooms vaker gebruikt (altijd condooms gebruikt: 32% en 50% respectievelijk). Toch wordt, gezien de lage HIV-prevalentie, het risico van verspreiding van HIV naar niet-IDs of de rest van de algemene bevolking laag ingeschat.
    Thumbnail

    Gezond actief: de relatie tussen ziekten, beperkingen en maatschappelijke participatie onder Nederlandse ouderen

    Hoeymans N; Timmermans JM; de Klerk MMY; de Boer AH; Deeg DJH; Poppelaars JL; Thissen F; Droogleever Fortuijn JC; de Hollander AEM (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu RIVM, 2005-10-10)
    Op verzoek van de Gezondheidsraad heeft het RIVM onderzoek gedaan naar de samenhang tussen ziekten, beperkingen en maatschappelijke participatie. De uitkomsten van dit onderzoek laten er weinig twijfel over bestaan dat ziekte de deelname aan het maatschappelijke leven flink vermindert. Dit hangt vooral samen met functionele beperkingen die gepaard gaan met ziekten. Zo neemt het verrichten van vrijwilligerswerk sterk af bij die aandoeningen die de mobiliteit aantasten, zoals een beroerte of aandoening van het bewegingsapparaat. Vaak gaat echter de persoonlijke betrokkenheid bij de samenleving wel door. Mensen met een psychische aandoening participeren het minst. Dit geldt bovendien voor alle vormen van participatie, ook voor bijvoorbeeld het onderhouden van contacten. Epidemiologische verkenningen laten een toename zien van chronische ziekten, waarmee in principe ook mogelijkheden voor participatie verminderen. Deze toename van aandoeningen lijkt echter niet iin op iin gepaard te gaan met een toename van beperkingen. Kennelijk slaagt men er steeds beter in beperkingen terug te dringen. Als deze trend doorzet, verbeteren tegelijkertijd de participatiemogelijkheden van ouderen en chronisch zieken. Voor dit onderzoek is gebruik gemaakt van drie onderzoeken bij ouderen van 55 jaar en ouder: het 'Aanvullend Voorzieningengebruik Onderzoek' van het Sociaal en Cultureel Planbureau, de 'European Study of Adult Well-being' van de UvA, en de 'Longitudinal Ageing Study Amsterdam' van de VU. Deze onderzoeken bevatten zowel informatie over ziekten en beperkingen als over maatschappelijke participatie. Bij maatschappelijke participatie gaat het om persoonlijke betrokkenheid bij de samenleving (zoals recreatieve en culturele activiteiten), en om participatie met een direct maatschappelijk nut (zoals betaalde arbeid en vrijwiligerswerk).
    • 1
    • . . .
    • 3
    • 4
    • 5
    • 6
    • 7
    • 8
    • 9
    • . . .
    • 31
    DSpace software (copyright © 2002 - 2019)  DuraSpace
    Quick Guide | Contact Us
    Open Repository is a service operated by 
    Atmire NV
     

    Export search results

    The export option will allow you to export the current search results of the entered query to a file. Different formats are available for download. To export the items, click on the button corresponding with the preferred download format.

    By default, clicking on the export buttons will result in a download of the allowed maximum amount of items.

    To select a subset of the search results, click "Selective Export" button and make a selection of the items you want to export. The amount of items that can be exported at once is similarly restricted as the full export.

    After making a selection, click one of the export format buttons. The amount of items that will be exported is indicated in the bubble next to export format.