Kwaliteitscontrole parameters van de Nederlandse Downsyndroom screening laboratoria met de combinatietest, 2017
Average rating
Cast your vote
You can rate an item by clicking the amount of stars they wish to award to this item.
When enough users have cast their vote on this item, the average rating will also be shown.
Star rating
Your vote was cast
Thank you for your feedback
Thank you for your feedback
Authors
Carbo ESeries/Report no.
RIVM briefrapport2018-0108
Type
ReportLanguage
nl
Metadata
Show full item recordTitle
Kwaliteitscontrole parameters van de Nederlandse Downsyndroom screening laboratoria met de combinatietest, 2017Translated Title
Quality indicators for Down syndrome screening laboratories in the Netherlands, 2017Publiekssamenvatting
De kwaliteit van de eerste trimester combinatietesten op Downsyndroom uitgevoerd door zeven Nederlandse screeningslaboratoria, voldeed in 2017 in het algemeen aan de daarvoor gestelde eisen. Dit blijkt uit een evaluatie van het RIVM. Hiermee wordt voldaan aan de opdracht van het ministerie van VWS aan het RIVM om de kwaliteit van de combinatietest te laten bewaken De screening op het syndroom van Down middels de combinatietest is sinds 1 januari 2007 voor iedereen beschikbaar in een landelijk screeningsprogramma. Later is de screening op de syndromen van Edwards en Patau aan de hand van de combinatietest toegevoegd. Sinds april 2017 wordt de Niet Invasieve Prenatale Test (NIPT) aangeboden als eerste prenatale test op Down-, Edwards-, en Patau syndroom binnen het studieverband van de TRIDENT-2 studie. Hierdoor kozen vele vrouwen voor de NIPT en niet meer voor de combinatietest. Vanwege de teruglopende aantallen zijn 6 van de 7 laboratoria in Nederland vanaf oktober gefaseerd gestopt met het analyseren van de combinatietest. Vanaf 1 december 2017 worden biochemie analyses alleen nog door het Star-SHL laboratorium in Rotterdam gedaan. In 2017 zijn in totaal 21307 screeningstests uitgevoerd; daarmee liet 12,3% van de zwangeren een combinatie test uitvoeren. Dit percentage is een gemiddelde gebaseerd op het totale jaar 2017, waarbij opgelet moet worden dat de NIPT in april 2017 werd ingevoerd. Het deelname percentage in het eerste kwartaal van 2017 was 38,9%, terwijl het deelname percentage aan de combinatietest in december 2017 4,1% was. De laboratoria voeren alle bloedanalyses binnen de combinatietest uit. De kansberekening op basis van die bloedanalyse en de nekplooimeting kan óf door het laboratorium óf door een deel van de echocentra in Nederland worden uitgevoerd. Bij de laboratoria heeft de kansberekening in 2017 voor 61% van de totaal afgenomen combinatietesten plaatsgevonden. Voor de evaluatie van een deel van de kwaliteitsindicatoren waren alleen de gegevens over de kansberekening van de laboratoria beschikbaar. Aanvullend heeft het regionaal centrum Stichting Prenatale Screening Noord Nederland (SPSNN) de perifeer-uitgevoerde berekeningen beschikbaar gesteld. De leeftijd waarop de test in 2017 het meest frequent wordt afgenomen varieert van 31,0 tot 32,4 jaar tussen de laboratoria. Het aandeel zwangeren dat volgens de screeningtest een verhoogde kans heeft op een kind met het syndroom van Down ligt bij alle laboratoria tussen de 3,4 en 6,8 procent. Deze verschillen ontstaan onder andere doordat de gemiddelde leeftijd van zwangeren die voor deze screeningstests kiezen per regio iets verschilt.The first trimester combined test for Down syndrome executed by seven Dutch screening laboratories was in line with the quality requirements in 2017. These are the findings of an assessment by RIVM, meeting the directive of the Dutch Ministry of Health, Welfare and Sport to ensure the quality of the combined test. Since 1 January 2007, screening for Down syndrome with the first trimester combined test has been available to all pregnant women, as part of a nationwide screening programme. Screening for Edwards' syndrome and Patau syndrome was added to the programme later. Starting in April 2017, a new prenatal test, known as the Non-Invasive Prenatal Test (NIPT) has been introduced as another prenatal test in the Netherlands in the TRIDENT-2 study. Due to this new development, many women chose the NIPT over the first trimester combined test. Since December 2017, all laboratories except the Star-SHL laboratory in Rotterdam have stopped analyzing the combined test, due to the reduction of number of participating women. A total of 21,307 screening tests were carried out in 2017, which means that 12.3 per cent of pregnant women opted for the test in 2017. This percentage is an average based on the entire year of 2017, and it should be noted that the NIPT was introduced in April. The percentage of participating pregnant women was 38.9 per cent in the first three months in 2017, while 4.1 per cent of pregnant women participated in December 2017. The laboratories performed all the blood analyses of the first trimester combined test. The complete risk calculation based on the blood analysis and nuchal translucency was carried out by either the laboratories or by some of the ultrasound scanning centres in the Netherlands. The risk calculations for 61 per cent of the total number of combined tests performed in 2017 were made in the laboratories. Part of this evaluation is based only on the probability calculations provided by the laboratories, supplemented by the complete risk calculations supplied by one regional centre (SPSNN). The maternal age at which the test was most frequently conducted in 2017 varied between the laboratories, with median ages ranging from 31.0 to 32.4. The number of pregnant women who had an increased risk of having a child with Down syndrome varied slightly per laboratory (between 3.4 and 6.8 per cent). These differences are a result of, among other things, the average age of the participating pregnant women, which differed slightly from one region to another.
Sponsors
Ministerie van VWSae974a485f413a2113503eed53cd6c53
10.21945/RIVM-2018-0108
Scopus Count
Collections
Related items
Showing items related by title, author, creator and subject.
-
Newborn Screening for Lysosomal Storage Diseases: A Concise Review of the Literature on Screening Methods, Therapeutic Possibilities and Regional Programs.Schielen, Peter C J I; Kemper, Evelien A; Gelb, Michael H (2017-06)Newborn screening for lysosomal storage diseases (LSDs) is increasingly being considered as an option. The development of analytical screening methods, of second-tier methods, and of therapeutic possibilities, are paving the way for routine screening for LSDs in the coming years. Here, we give a brief description of the current status quo, what screening methods are currently available or are in the pipeline, what is the current status of therapeutic possibilities for LSDs, what LSDs are the most obvious candidates for introduction in screening programs, and what LSDs are already part of regional or national pilot or routine screening programs worldwide.
-
Inventarisatie Screening carbapenemase-producerende bacteriën in dieren en dierlijke producten: is de huidige screening toereikend?Wit B; Veldman K; Hordijk J; Heuvelink A; Vellema P; Dierikx CM; Backer JA; Takumi K; van Duijkeren E; I&V (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu RIVM, 2017-07-17)In dit onderzoek is gekeken of de huidige monitoring van carbapenemase-producerende bacteriën (CPE) voldoende is om betrouwbare uitspraken te kunnen doen over het vóórkomen van deze bacteriën in dieren en/of dierlijke producten. De conclusie van dit rapport is dat méér en gerichter monsters van dieren en dierlijke producten genomen zouden moeten worden om lage prevalenties (vóórkomen) van CPE te kunnen monitoren. Daarmee wordt tevens de kans verhoogd besmettingen met CPE te ontdekken, voordat het verspreid is naar meerdere bedrijven, dieren en/of (dierlijke) producten. Het gaat om antibioticaresistente bacteriën die resistent zijn tegen het soms nog laatste redmiddel bij infecties, carbapenem antibiotica. Deze bacteriën worden gezien als bedreiging voor de volksgezondheid. Gelukkig komen deze nog niet zo vaak bij mensen in Nederland voor. Als dit type bacteriën in ziekenhuizen wordt aangetroffen, worden maatregelen getroffen om ervoor te zorgen dat ze zich niet verder kunnen verspreiden naar risicogroepen. Hoewel CPE tot nu toe in Nederland nog niet in dieren en/of dierlijke producten zijn aangetroffen, kunnen ook dieren en/of dierlijke producten een rol spelen bij de verspreiding ervan naar de mens. CPE zijn in het buitenland al wel incidenteel gevonden bij dieren. In de Nederlandse veestapel, onder gezelschapsdieren en in (dierlijke) producten vindt op dit moment een monitoring plaats naar CPE. Het is echter onzeker of deze monitoring voldoende is om veranderingen in het vóórkomen van CPE te bepalen en om CPE te vinden, op het moment dat deze nog niet verspreid zijn naar meerdere bedrijven, dieren en/of (dierlijke) producten. Daarom heeft het ministerie van VWS het RIVM gevraagd voorliggend onderzoek te doen. Het brengt de huidige monitoring van CPE in de Nederlandse veestapel, gezelschapsdieren en dierlijke producten gedetailleerd in kaart, geeft een overzicht van de betrouwbaarheid van deze metingen en inventariseert mogelijke verbeteringen. Uit het onderzoek blijkt dat de aantallen monsters die van dieren en producten genomen worden te klein zijn om betrouwbare uitspraken te doen over de afwezigheid van CPE in de veestapel en om veranderingen bij een lage prevalentie te kunnen waarnemen. Daarom wordt aanbevolen om in de monitoring meer monsters te onderzoeken. Ook is het zinvol om te analyseren waar de grootste risico's voor introductie van CPE in dieren en/of dierlijke producten liggen, zodat de aanvullende metingen zo gericht mogelijk kunnen worden uitgevoerd. Een eerste verkennende risico inventarisatie laat zien dat import van dieren en/of dierlijke producten uit gebieden waar CPE voorkomt, een mogelijk risico is voor invoer van CPE naar Nederland. Productiedieren kunnen ook besmet worden door overdracht vanuit bedrijven hoger in de productieketen, waar op dit moment geen monitoring plaatsvindt. Daarnaast kan er ook overdracht plaats vinden via besmette mensen. Door méér en gerichter monsters van dieren en (dierlijke) producten te nemen kan de afwezigheid van CPE met een betere betrouwbaarheid worden bepaald. Daarmee wordt tevens de kans verhoogd besmettingen met CPE te ontdekken, voordat het verspreid is naar meerdere bedrijven, dieren en/of (dierlijke) producten.
-
Newborn blood spot screening for cystic fibrosis with a four-step screening strategy in the Netherlands.Dankert-Roelse, Jeannette E; Bouva, Marelle J; Jakobs, Bernadette S; Janssens, Hettie M; de Winter-de Groot, Karin M; Schönbeck, Yvonne; Gille, Johan J P; Gulmans, Vincent A M; Verschoof-Puite, Rendelien K; Schielen, Peter C J I; et al. (2018-08-23)Newborn screening for cystic fibrosis (NBSCF) was introduced in the Dutch NBS program in 2011 with a novel strategy.