Current practices for respiratory syncytial virus surveillance across the EU/EEA Member States, 2017.
Average rating
Cast your vote
You can rate an item by clicking the amount of stars they wish to award to this item.
When enough users have cast their vote on this item, the average rating will also be shown.
Star rating
Your vote was cast
Thank you for your feedback
Thank you for your feedback
Authors
Mollers, MType
ArticleLanguage
en
Metadata
Show full item recordTitle
Current practices for respiratory syncytial virus surveillance across the EU/EEA Member States, 2017.Published in
Euro Surveill 2019; 24(40):pii.1900157PMID
31595876ae974a485f413a2113503eed53cd6c53
10.2807/1560-7917.ES.2019.24.40.1900157
Scopus Count
Collections
Related articles
- Progress in the surveillance of respiratory syncytial virus (RSV) in Europe: 2001-2008.
- Authors: Meerhoff TJ, Mosnier A, Schellevis F, Paget WJ, EISS RSV Task Group
- Issue date: 2009 Oct 8
- Performance of surveillance case definitions for respiratory syncytial virus infections through the sentinel influenza surveillance system, Portugal, 2010 to 2018.
- Authors: Sáez-López E, Pechirra P, Costa I, Cristóvão P, Conde P, Machado A, Rodrigues AP, Guiomar R
- Issue date: 2019 Nov
- Seasonality and geographical spread of respiratory syncytial virus epidemics in 15 European countries, 2010 to 2016.
- Authors: Broberg EK, Waris M, Johansen K, Snacken R, Penttinen P, European Influenza Surveillance Network
- Issue date: 2018 Feb
- Recommendations for respiratory syncytial virus surveillance at the national level.
- Authors: Teirlinck AC, Broberg EK, Stuwitz Berg A, Campbell H, Reeves RM, Carnahan A, Lina B, Pakarna G, Bøås H, Nohynek H, Emborg HD, Nair H, Reiche J, Oliva JA, O'Gorman J, Paget J, Szymanski K, Danis K, Socan M, Gijon M, Rapp M, Havlíčková M, Trebbien R, Guiomar R, Hirve SS, Buda S, van der Werf S, Meijer A, Fischer TK
- Issue date: 2021 Sep
- Human respiratory syncytial virus and influenza seasonality patterns-Early findings from the WHO global respiratory syncytial virus surveillance.
- Authors: Chadha M, Hirve S, Bancej C, Barr I, Baumeister E, Caetano B, Chittaganpitch M, Darmaa B, Ellis J, Fasce R, Kadjo H, Jackson S, Leung V, Pisareva M, Moyes J, Naguib A, Tivane A, Zhang W, WHO RSV Surveillance Group
- Issue date: 2020 Nov
Related items
Showing items related by title, author, creator and subject.
-
Annual report. Surveillance of influenza and other respiratory infections in the Netherlands: winter 2015/2016 : Surveillance van influenza en andere luchtweginfecties: winter 2015/2016Teirlinck AC; van Asten L; Brandsema PS; Dijkstra F; Donker GA; van Gageldonk-Lafeber AB; Hooiveld M; de Lange MMA; Marbus SD; Meijer A; et al. (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu RIVM, 2016-09-27)In de winter 2015/2016 was er een griepepidemie in de eerste elf weken van 2016.Dit griepseizoen week niet sterk af van een gemiddeld griepseizoen, met naar schatting ruim 200 duizend huisartsbezoeken voor griepachtige klachten, 96 duizend huisartsbezoeken voor longontstekingen en 3900 doden bovenop het verwachte aantal doden gedurende de elf weken van de epidemie. In de eerste weken van de epidemie werd vooral het influenzavirus A(H1N1)pdm09 aangetroffen. Later was dat vooral het influenzavirus B (Victoria-lijn). De effectiviteit van het griepvaccin (44 procent) leek beter dan vorig jaar, hoewel het influenzavirus B van de Victoria-lijn er niet in was opgenomen. Daar was voor gekozen omdat in voorgaande jaren vooral een ander influenzavirus B (Yamagata-lijn) circuleerde. De Wereldgezondheidsorganisatie heeft geadviseerd om volgend jaar de Victoria-lijn te gebruiken in plaats van de Yamagata-lijn. Het influenzavirus A(H1N1)pdm09 had wel een goede match met het vaccin van dit jaar. Het RIVM heeft dit jaar voor het eerst in twee ziekenhuizen geregistreerd hoeveel mensen zijn opgenomen vanwege complicaties van de griep. Vanuit andere ziekenhuizen is via de media vernomen dat een ongewoon hoog aantal relatief jonge patiënten was opgenomen met ernstige luchtwegklachten. Dit was niet terug te zien in de RIVM-data, maar onderstreept het belang van een uitgebreidere surveillance in ziekenhuizen. Van de meldingsplichtige luchtweginfectieziekten kwam in 2015 zowel tuberculose (867 meldingen) als legionellose (419 meldingen) meer voor dan voorgaande jaren. Bij tuberculose heeft dit vooral te maken met het toegenomen aantal asielzoekers. Bij legionellose komt dit waarschijnlijk door het warme en natte weer. Het aantal meldingen van psittacose (47) en Q-koorts (20) was niet opvallend. Dit aantal is echter een onderschatting van het werkelijke aantal, omdat bij longontsteking vaak de oorzaak niet wordt vastgesteld.
-
Project Surveillance Ziekenhuisinfecties regio Utrecht ; een studie naar de haalbaarheid van surveillance van ziekenhuisinfecties in een netwerk van registrerende ziekenhuizenSeverijnen AJ; Verbrugh HA; Mintjes-de Groot AJ; Vandenbroucke-Grauls CMJE; Klokman-Houweling R; Gruteke P; Schellekens JFP; van Pelt W; CIE; LBA; et al. (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu RIVM(Streeklaboratorium voor de VolksgezondheidNieuwegein), 1995-04-30)In het Project Surveillance Ziekenhuisinfecties regio Utrecht (PSZU) is de haalbaarheid van surveillance van ziekenhuisinfecties (ZHI) in een netwerk van registrerende ziekenhuizen onderzocht. Doel van een netwerk van ziekenhuizen voor de registratie van ZHI is het bevorderen van de opsporing en bestrijding van ZHI in de deelnemende ziekenhuizen. Uit de terugrapportage van de eigen resultaten, gespiegeld aan de geaggregeerde gegevens van alle ziekenhuizen, komen verschillen naar voren die het individuele ziekenhuis op het spoor brengen van situaties waar verbeteringen mogelijk zijn. Het onderzoek richtte zich met name op logistieke aspecten: de standaardisatie van het verzamelen van ZHI-gegevens en de bruikbaarheid van ziekenhuisopnamegegevens uit een landelijkbestand. Hiertoe is een gestandaardiseerde vorm van surveillance van ZHI in 8 ziekenhuizen in de regio Utrecht opgezet. Ziekenhuishygienisten spoorden door actieve surveillance alle typen ZHI op bij gynaecologische en orthopedische patienten gedurende een periode van 9-16 maanden tussen maart 1992 en juni 1993. De gerapporteerde (geanonimiseerde) surveillance-gegevens werden op een centraal punt (het RIVM) verzameld en bewerkt. Gegevens van alle opgenomen gynaecologische en orthopedische patienten werden betrokken van de Landelijke Medische Registratie, Utrecht. De gegevens uit beide bestanden werden op persoonsniveau gekoppeld en na analyse werd gerapporteerd aan de deelnemende ziekenhuizen. Surveillance van ZHI op een gestandaardiseerde manier in een groep van samenwerkende ziekenhuizen bleek goed mogelijk: patienten met een ZHI werden correct geidentificeerd door de hygienisten, de ZHI-gegevens werden voldoende juist geregistreerd en met regelmaat naar het RIVM gezonden en konden daar correct aan de LMR-noemergegevens gekoppeld worden. Totaal werden bij 8992 patienten 526 ZHI opgespoord. De totale incidentie van ZHI was 5,9 per 100 patienten of 6,3 per 1000 verpleegdagen. De incidentie van postoperatieve wondinfecties en urineweginfecties was bij gynaecologische patienten significant hoger dan bij orthopedische patienten. Patienten met een ZHI waren ouder en verbleven veel langer in het ziekenhuis dan patienten zonder ZHI. De incidentie van het ZHI steeg naarmate de tijdsduur tussen opname en operatie toenam. Tussen de afzonderlijke ziekenhuizen bleek de incidentie van ZHI sterk te verschillen: zo liep de incidentie bij gynaecologische patienten uiteen van 1,0 tot 23,3 per 100 opnamen. Ook in andere opzichten (leeftijd, uitgevoerde operaties, antibioticumprofylaxe) bleken ziekenhuizen te verschillen, met consequenties voor het optreden van ZHI. Enkele knelpunten kwamen aan het licht. Niet in alle ziekenhuizen was bij de patienten dezelfde set van microbiologische onderzoeken beschikbaar. Ondanks het hanteren van dezelfde ZHI-inclusiecriteria verschilde daardoor tussen de ziekenhuizen de kans om bij eenzelfde patient een ZHI vast te stellen. De opnamegegevens van de LMR dekten de patienten die door de hygienisten gezien waren, niet goed: 8% van de volgens de LMR opgenomen patienten werden niet door de hygienist gezien. Dit kan leiden tot onderschatting van de incidentie van ZHI. Van de patienten die door de hygienist gezien waren kwamen 5% niet voor in het LMR-bestand, deels omdat deze patienten nog niet ontslagen waren bij de afsluiting van de registratie. De vertraging in de levering van LMR-gegevens, loopt uiteen van 3-12 maanden na ontslag van de patient. Dit is met name een probleem als de terugrapportage gebruikt wordt om het opsporings- en bestrijdingsbeleid voor ZHI bij te stellen. Geconcludeerd wordt, dat het mogelijk is om in een groep ziekenhuizen een gestandaardiseerde vorm van surveillance van ziekenhuisinfecties uit te voeren en de gegevens centraal te aggregeren en te analyseren. De LMR-ontslaggegevens bleken bruikbaar als noemergegevens. De resultaten van deze haalbaarheidsstudie geven aan dat ook een landelijk netwerk van peilstation-ziekenhuizen voor de registratie van ZHI realiseerbaar is. Het rapport sluit af met een aantal aanbevelingen voor continuering of uitbreiding van een netwerk van ziekenhuizen voor de registratie van ZHI.<br>
-
Guidance for post-market surveillance and market surveillance of medical devices, including in vitro diagnosticsSands, A; van Drongelen, A; Geertsma, R; Roszek, B; Bourdilon Esteve, P; Silo, H (2020-06-12)