Vrijgave van terreinen na werkzaamheden met radioactiviteit. Mogelijkheden voor dosiscriteria
Average rating
Cast your vote
You can rate an item by clicking the amount of stars they wish to award to this item.
When enough users have cast their vote on this item, the average rating will also be shown.
Star rating
Your vote was cast
Thank you for your feedback
Thank you for your feedback
Series/Report no.
RIVM rapport 2022-0184Type
ReportLanguage
nl
Metadata
Show full item recordTitle
Vrijgave van terreinen na werkzaamheden met radioactiviteit. Mogelijkheden voor dosiscriteriaTranslated Title
Release of sites after practices involving radioactive materials. Options for dose criteriaPubliekssamenvatting
De Nederlandse overheid houdt toezicht op locaties waar wordt gewerkt met radioactiviteit. Denk aan kerncentrales en verschillende soorten industrieën, zoals voor olie en gas. Mensen die op zo’n locatie werken of er in de buurt zijn, mogen niet aan te veel straling worden blootgesteld. Nadat de werkzaamheden met radioactiviteit zijn gestopt, blijft de overheid toezicht houden op het terrein. Dat komt doordat daar misschien nog radioactiviteit in of op de grond kan zitten. Dit toezicht kan alleen stoppen als de hoeveelheid radioactiviteit aan bepaalde voorwaarden voldoet. Dit noemen we vrijgave. Het terrein kan dan worden gebruikt voor een ander doel, bijvoorbeeld om bedrijven of woningen te plaatsen. In de Nederlandse wet- en regelgeving is nog niet vastgelegd aan hoeveel straling mensen via zo'n vrijgegeven terrein mogen worden blootgesteld. Daar is namelijk geen dosiscriterium voor. Het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat (IenW(Infrastructuur en Waterstaat)) heeft het RIVM daarom gevraagd in kaart te brengen welke mogelijkheden er zijn om een dosiscriterium te bepalen. Het uitgangspunt hierbij is dat de dosis na vrijgave van een terrein zo laag is ‘als redelijkerwijs mogelijk is’. Hiervoor heeft het RIVM gekeken welke criteria in het buitenland worden gebruikt. Landen blijken hiervoor verschillende doses te gebruiken. Daarvan zouden de meeste ook in Nederland kunnen worden gebruikt. Het RIVM en IenW willen in ieder geval dat een dosiscriterium voor Nederland aansluit bij internationale regelgeving en adviezen van internationale stralingsbeschermingsorganisaties. Het International Atomic Energy Agency (IAEA(International Atomic Energy Agency)) geeft een ruimte van waarden waar een dosiscriterium binnen zou moeten vallen: 10 tot 300 microsievert per jaar. Lager dan 10 microsievert per jaar is waarschijnlijk niet redelijk. Hierbij is rekening gehouden met sociale en economische overwegingen. Bij een dosiscriterium boven 300 microsievert per jaar is er geen garantie dat mensen genoeg zijn beschermd. Verder moet een dosiscriterium in de praktijk te gebruiken zijn: het moet mogelijk zijn om met metingen vast te stellen of eraan is voldaan. Berekeningen laten zien dat dit voor sommige radioactieve stoffen die van nature voorkomen bij een streng dosiscriterium moeilijk te bepalen is. Dit probleem is er niet bij radioactieve stoffen die alleen door mensen worden gemaakt. Het kan daarom redelijk zijn hiervoor een ander dosiscriterium te kiezen. Een andere mogelijkheid is aparte criteria te ontwikkelen voor (sommige) individuele radioactieve stoffen.The Dutch Government supervises sites where practices involving radioactive materials take place. Examples include nuclear power plants and oil, natural gas and other industrial facilities. People who work at such sites or spend time in their vicinity must not be exposed to excessive radiation. After the practices involving radioactive materials at a site have ended, the government continues to supervise the site. This is because the soil or subsoil may still contain radioactive material. Regulatory control can only be lifted if radiation levels meet established criteria. This is called ‘release’. The site can then be redesignated for commercial, industrial, residential or other use. The Netherlands does not currently have a law or regulation that specifies the dose that people may incur as a consequence of the presence of radiation at a released site. No dose criterion currently exists. The Ministry of Infrastructure and Water Management therefore asked RIVM to identify options for establishing such a dose criterion. The basic principle should be that upon release of the site the dose is ‘as low as reasonably achievable’. RIVM has reviewed criteria currently used in other countries. Different countries apply different doses. Most of these could also be used in the Netherlands. The Ministry and RIVM want the dose criterion used in the Netherlands to be consistent with international regulations and guidelines issued by global radiation protection agencies. The International Atomic Energy Agency (IAEA) recommends a dose criterion in the range of 10– 300 microsievert per year. Lower than 10 microsievert per year is unlikely to be reasonable, taking into account social and economic factors. A dose criterion above 300 microsievert per year does not guarantee sufficient protection for humans. A dose criterion must also be practicable: it must be possible to conduct measurements to determine whether the criterion is being met. Calculations show that a strict dose criterion would make this difficult to do for some naturally occurring radioactive materials (NORM). This is not a problem with artificial radioactive materials. A reasonable option could therefore be to set different dose criteria for those materials. Another possibility would be to develop specific criteria for some or all individual radionuclides.
ae974a485f413a2113503eed53cd6c53
10.21945/RIVM-2022-0184
Scopus Count
Collections