Show simple item record

dc.contributor.authorKooi TII van der
dc.contributor.authorWille JC
dc.contributor.authorHof S van den
dc.contributor.otherKwaliteitsinstituut voor de gezondheidszorg CBOen_US
dc.date.accessioned2007-02-23T15:26:20Z
dc.date.available2007-02-23T15:26:20Z
dc.date.issued2004-10-25en_US
dc.identifier210601004en_US
dc.identifier.urihttp://hdl.handle.net/10029/8806
dc.description.abstractShort-term central venous catheters are the most important cause of nosocomial sepsis. This report gives the results of the surveillance programme for central venous catheter-related sepsis (CRS), established by the PREZIES national network for the surveillance of nosocomial infections, for the period 2000-2003. Data, originating from 3 hospitals, were available on 751 lines in 554 patients, with 6443 catheter days and 19 cases of CRS. The mean CRS incidence was 2.9 per 1000 catheter days and varied from 0 to 8.0 per 1000 catheter days between hospitals. Univariate Cox regression showed the department where the catheter was inserted (ICU, OR/recovery or elsewhere) to have a significant effect on the risk of CRS; the particular use of the catheter also had a significant effect. Multivariate modelling for both these factors showed parenteral feeding (versus no parenteral feeding) to pose a relative risk of 11.1 (95% CI: 2.4-52) and the placement department (OR/recovery compared to the ICU), a relative risk of 2.9 (95% CI: 0.9-9.8). The average CRS incidence is comparable with the 2 to 3 found in other studies. A higher risk with OR placement compared to ICU placement was not expected as sterile barriers are easier to realize at the OR. Parenteral feeding is a well-known risk factor for CRS. Despite adjustment for parenteral feeding, the variation between hospitals remained considerable.
dc.description.abstractKorte termijn centraal-veneuze katheters zijn infuuskatheters (lijnen) die, ingebracht via andere aders, tot in de holle ader vlakbij het hart of verder tot in de longslagader worden opgeschoven. Hierdoor kunnen parenterale voeding, bepaalde in kleine aders snel vaatontsteking opwekkende medicatie of grote hoeveelheden vocht toegediend worden. Ook kunnen metingen aan hartfunctie en bloedsomloop gedaan worden. Centraal-veneuze katheters zijn onmisbaar in de klinische zorg, maar vormen ook de belangrijkste oorzaak van ziekenhuisgerelateerde bloedvergiftiging (sepsis). Dit rapport beschrijft de resultaten van de, door het samenwerkingsverband PREventie van ZIEkenhuisinfecties door Surveillance (PREZIES) opgezette, surveillancemodule voor centraal-veneuze katheter-gerelateerde sepsis (lijnsepsis), voor de periode 2000 - 2003. De gegevens, afkomstig van 3 ziekenhuizen, betroffen 751 lijnen bij 554 patienten, met 6443 lijndagen en 19 gevallen van lijnsepsis. De gemiddelde lijnsepsisincidentie was 2,9 per 1000 lijndagen en varieerde tussen de ziekenhuizen van 0 tot 8,0 per 1000 lijndagen. Bij univariate Cox-regressie bleken inbrengafdeling en parenterale voeding een significant effect op het lijnsepsisrisico te hebben. Bij multivariate Cox-analyse van deze 2 factoren bedroegen de relatieve risico's voor inbrengen op de OK/verkoever t.o.v. de IC 2,9 (95% BI: 0,9-9,8) en voor parenterale voeding 11,1 (95%BI: 2,4-52). De gemiddelde lijnsepsisincidentie komt goed overeen met de 2 a 3 in andere onderzoeken. Een verhoogd risico bij inbrengen op de OK vergeleken met de IC verwacht men niet omdat op de OK makkelijker steriel gewerkt kan worden. Parenterale voeding is een bekende risicofactor voor lijnsepsis. Ook na correctie voor het gebruik van parenterale voeding was de variatie tussen de ziekenhuizen aanzienlijk.
dc.format.extent252000 bytesen_US
dc.format.extent257380 bytes
dc.format.mimetypeapplication/pdf
dc.language.isonlen_US
dc.publisherRijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu RIVMen_US
dc.relation.ispartofseriesRIVM Rapport 210601004en_US
dc.relation.urlhttp://www.rivm.nl/bibliotheek/rapporten/210601004.htmlen_US
dc.subject.othercentraal-veneuze kathetersnl
dc.subject.othernosocomiale sepsisnl
dc.subject.otherlijnsepsisnl
dc.subject.otherziekenhuisinfectiesnl
dc.subject.othersurveillancenl
dc.subject.otherinbrengafdelingnl
dc.subject.otherparenteralenl
dc.subject.othertpvnl
dc.titlePREZIES: PREventie van ZIEkenhuisinfecties door Surveillance. Deelcomponent Lijnsepsis, 2000-2003en_US
dc.title.alternativePREZIES: prevention of hospital-acquired infections through surveillance. Central catheter-related sepsis, 2000-2003en_US
dc.typeReport
dc.contributor.departmentCIEen_US
refterms.dateFOA2018-12-18T15:39:04Z
html.description.abstractShort-term central venous catheters are the most important cause of nosocomial sepsis. This report gives the results of the surveillance programme for central venous catheter-related sepsis (CRS), established by the PREZIES national network for the surveillance of nosocomial infections, for the period 2000-2003. Data, originating from 3 hospitals, were available on 751 lines in 554 patients, with 6443 catheter days and 19 cases of CRS. The mean CRS incidence was 2.9 per 1000 catheter days and varied from 0 to 8.0 per 1000 catheter days between hospitals. Univariate Cox regression showed the department where the catheter was inserted (ICU, OR/recovery or elsewhere) to have a significant effect on the risk of CRS; the particular use of the catheter also had a significant effect. Multivariate modelling for both these factors showed parenteral feeding (versus no parenteral feeding) to pose a relative risk of 11.1 (95% CI: 2.4-52) and the placement department (OR/recovery compared to the ICU), a relative risk of 2.9 (95% CI: 0.9-9.8). The average CRS incidence is comparable with the 2 to 3 found in other studies. A higher risk with OR placement compared to ICU placement was not expected as sterile barriers are easier to realize at the OR. Parenteral feeding is a well-known risk factor for CRS. Despite adjustment for parenteral feeding, the variation between hospitals remained considerable.
html.description.abstractKorte termijn centraal-veneuze katheters zijn infuuskatheters (lijnen) die, ingebracht via andere aders, tot in de holle ader vlakbij het hart of verder tot in de longslagader worden opgeschoven. Hierdoor kunnen parenterale voeding, bepaalde in kleine aders snel vaatontsteking opwekkende medicatie of grote hoeveelheden vocht toegediend worden. Ook kunnen metingen aan hartfunctie en bloedsomloop gedaan worden. Centraal-veneuze katheters zijn onmisbaar in de klinische zorg, maar vormen ook de belangrijkste oorzaak van ziekenhuisgerelateerde bloedvergiftiging (sepsis). Dit rapport beschrijft de resultaten van de, door het samenwerkingsverband PREventie van ZIEkenhuisinfecties door Surveillance (PREZIES) opgezette, surveillancemodule voor centraal-veneuze katheter-gerelateerde sepsis (lijnsepsis), voor de periode 2000 - 2003. De gegevens, afkomstig van 3 ziekenhuizen, betroffen 751 lijnen bij 554 patienten, met 6443 lijndagen en 19 gevallen van lijnsepsis. De gemiddelde lijnsepsisincidentie was 2,9 per 1000 lijndagen en varieerde tussen de ziekenhuizen van 0 tot 8,0 per 1000 lijndagen. Bij univariate Cox-regressie bleken inbrengafdeling en parenterale voeding een significant effect op het lijnsepsisrisico te hebben. Bij multivariate Cox-analyse van deze 2 factoren bedroegen de relatieve risico's voor inbrengen op de OK/verkoever t.o.v. de IC 2,9 (95% BI: 0,9-9,8) en voor parenterale voeding 11,1 (95%BI: 2,4-52). De gemiddelde lijnsepsisincidentie komt goed overeen met de 2 a 3 in andere onderzoeken. Een verhoogd risico bij inbrengen op de OK vergeleken met de IC verwacht men niet omdat op de OK makkelijker steriel gewerkt kan worden. Parenterale voeding is een bekende risicofactor voor lijnsepsis. Ook na correctie voor het gebruik van parenterale voeding was de variatie tussen de ziekenhuizen aanzienlijk.


Files in this item

Thumbnail
Name:
210601004.pdf
Size:
251.3Kb
Format:
PDF

This item appears in the following Collection(s)

Show simple item record