Risicoschatting voor Down syndroom en neuraalbuisdefecten door analyse van triple test parameters in maternaal serum 1999-2002
Average rating
Cast your vote
You can rate an item by clicking the amount of stars they wish to award to this item.
When enough users have cast their vote on this item, the average rating will also be shown.
Star rating
Your vote was cast
Thank you for your feedback
Thank you for your feedback
Series/Report no.
RIVM rapport 230041002Type
ReportLanguage
nl
Metadata
Show full item recordTitle
Risicoschatting voor Down syndroom en neuraalbuisdefecten door analyse van triple test parameters in maternaal serum 1999-2002Translated Title
Risk estimation for Down's syndrome and neural tube defects by analysis of triple test parameters in maternal serum 1999-2002Publiekssamenvatting
In this report we describe a survey of over 14,000 triple test requests to estimate risks for Down syndrome and neural tube defect (NTD) pregnancies. They were collected between 1999 and 2002, from all the provinces in the Netherlands except Groningen, Friesland and Drenthe. This research was carried out on order of the Health Care Inspectorate of the Dutch Ministry of Health, Welfare, and Sport. Pregnancies were classified as either normal singleton pregnancies or special (e.g. diabetic, twin) pregnancies. Experimental data of the triple test (alpha fetoprotein, unconjugated oestriol and human chorionic gonadotropin) for singleton normal pregnancies are given, with special reference to the age distribution of the population under investigation. The median values of the triple test parameters in Downs syndrome or neural tube defect-pregnancies are given, as well as the detection rate (DR) and false positive rate (FPR) of the triple test using reported data on the outcome of pregnancies. Special attention is given to e.g. the time a sample is in transport and the gestational age at which a blood sample is taken. Moreover, this report addresses in more detail the values of the triple test parameters in twin and diabetic pregnancies, and reports on individual cases of Down syndrome, neural tube defects and trisomy 18. The annual number of triple tests rose slightly in 2001 and 2002 to annually about 3700. No significant changes were found in the categories of requestors (e.g. hospital vs. obstetricians), regional distribution, and the median age at which women applied for a triple test. The distribution of multiple-of-the-median values for the triple test parameters were within the demands of the triple test risk estimation. A report of the outcome of the pregnancy was received for 79% of all the triple tests in 1999 and for 84% of the tests in 2000-March 2001. Based on these data, the DR for Down syndrome was 90% for a 15,6% FPR in 1999 and 80% for a 15,6% FPR in 2000-March 2001. The DR for NTD was 50% for a 0,8% FPR in 1999 and 0 % for a 1.2% FPR in 2000-March 2001 (however, in both periods only 2 NTD-pregnancies were reported). These specifications meet or exceed minimum demands for detection and false positive rates, as estimated from the age distribution of the pregnant women, except for the detection rate of NTD, which is lower then expected.Tussen 1999 en 2002 zijn in opdracht van de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) ongeveer 14000 zogenaamde triple testen uitgevoerd. De triple test is een bloedtest die de kans geeft op een zwangerschap van een kind met Down syndroom of met een open rug of open schedel (NBD). Als de uitkomst van zo'n test ongunstig is ('hoog risico') kan de zwangere vrouw beslissen of zij haar zwangerschap nader laat onderzoeken. Bij de triple test wordt in het bloed van de zwangere de concentratie bepaald van drie hormoonachtige stoffen. De gemeten concentraties en de leeftijd van de moeder zijn de basis voor de kansbepaling, die wordt berekend met een computerprogramma. De zwangere vrouwen voor wie een triple test was aangevraagd is gevraagd de uitkomst van de zwangerschap te melden. Met die gegevens kan de effectiviteit van de triple test onderzocht worden (epidemiologische evaluatie). Dit rapport presenteert die epidemiologische evaluatie, maar ook de herkomst van de aanvragen, de uitkomsten van de experimentele bepalingen en (voor het eerst) een overzicht van de individuele Down syndroom- en NBD-zwangerschappen. In de verslagperiode steeg het aantal aanvragen van ca. 3100 (1997-1999) tot ca. 3700 per jaar. Er waren geen veranderingen in de regionale herkomst, aanvragercategorie, en leeftijdsverdeling van de populatie zwangere vrouwen. In 1999 werd van 79% en in 2000-2001 van 84% van alle aanvragen een rapportage van de uitkomst van de zwangerschap ontvangen. In 1999 werd 90% van alle Down syndroom zwangerschappen gevonden en in de periode 2000-2001 80%, bij een percentage onterechte 'hoog risico' uitslagen van in beide periodes 15,6%. Van de NBD zwangerschappen werd in 1999 en 2000-2001 respectievelijk 50 en 0 % ontdekt bij een percentage onterechte 'hoog risico' uitslagen van respectievelijk 0,8 en 1,2%. Deze percentages geven aan dat aan bepaalde minimumeisen voor de triple test is voldaan (met uitzondering van het detectiepercentage voor NBD). Ook het gemiddelde van de concentraties van de drie stoffen die bij de triple test worden gemeten bevond zich binnen de gestelde grenzen. Verder laat dit rapport zien dat de meeste triple testen worden uitgevoerd bij een zwangerschapsduur tussen de 15 en 16 weken en dat de meeste monsters minder dan drie dagen in transport zijn tussen bloedafname en ons laboratorium. Bij triple testen uitgevoerd bij zwangeren met suikerziekte en bij tweelingzwangerschappen blijken de veranderingen in de concentraties van de triple test stoffen overeen te komen met literatuurgegevens.
Collections