Show simple item record

dc.contributor.editorLaar MJW van deen_US
dc.contributor.editorOp de Coul ELMen_US
dc.date.accessioned2007-02-23T15:31:38Z
dc.date.available2007-02-23T15:31:38Z
dc.date.issued2004-11-24en_US
dc.identifier441100020en_US
dc.identifier.urihttp://hdl.handle.net/10029/8933
dc.description.abstractThe increasing trend of Sexually Transmitted Infections (STIs), as observed in the last few years, seemed to have stabilised in 2003. The continuous increase of syphilis diagnoses and the outbreak of Lymphogranuloma venereum (LGV) among men who have sex with men (MSM), indicate an increase of sexual risk behaviour. Permanent alertness will be required to prevent a further spread of STIs and HIV. As of August 2004, a total of 9767 HIV cases were reported in the Netherlands, of which 847 were newly diagnosed in 2003. By the end of 2003, there were an estimated 16400 people living with HIV/AIDS in the Netherlands. MSM still accounted for the majority of the registered cases, although the proportion decreased over time. The increase of heterosexually acquired infections in recent years seemed to have levelled off in 2003. HIV prevalence in the Netherlands was highest among MSM (0-22%) and injecting drug users (IDUs) (0-26%). HIV prevalence among heterosexuals varied between 0-1.4%. In 2003, the number of diagnoses of genital chlamydial infection remained stable; the number of diagnoses of gonorrhoea decreased by 16%. However, diagnoses of syphilis and viral STIs continued to increase in 2003. Between 2000 and 2003, the number of syphilis diagnoses more than doubled among men. This sharp increase can largely be attributed to MSM. Genital warts were the most common viral STI. The percentage of ciprofloxacin resistance seemed to have increased fairly rapidly in 2003. In Amsterdam, the prevalence of gonococcal antimicrobial resistance was, for the first time, higher in MSM than in heterosexuals. Enhanced surveillance of LGV was started in the Netherlands in a response to the outbreak of LGV among, predominantly HIV infected, MSM. By September 2004, 92 cases of LGV had been reported. LGV had been reported by other European countries as well, following the international alerts in January 2004. Known HIV infected individuals accounted for an important part of STIs: 20% of all diagnoses of gonorrhoea, chlamydia and syphilis among MSM were seen in known HIV infected MSM. Therefore we can conclude that unsafe sex practices are on-going in MSM with a potential risk of a further spread of STI and HIV. Permanent alertness and innovative prevention and intervention methods will be needed to prevent a further spread of STIs and HIV.
dc.description.abstractDe toename van seksueel overdraagbare aandoeningen (SOA), die de afgelopen jaren werd waargenomen, lijkt in 2003 enigszins te zijn gestabiliseerd. De continue toename in het aantal gevallen van syfilis en de epidemie van Lymphogranuloma venereum (LGV) bij homo/biseksuele mannen duidt echter op toename in onveilig seksueel gedrag. Continue alertheid is nodig om verdere verspreiding van SOA en HIV te voorkomen. Per augustus 2004 zijn 9767 personen met HIV geregistreerd, waarvan 847 gediagnosticeerd in 2003. Eind 2003 waren er naar schatting 16400 personen in Nederland geinfecteerd met HIV. Homo/biseksuele mannen vormden hierbij nog steeds de grootste groep. Het aandeel van heteroseksuelen met HIV steeg de laatste jaren, maar lijkt zich in 2003 te stabiliseren. De hoogste HIV prevalentie in Nederland werd gevonden bij homo/biseksuele mannen (0-22%) en injecterende druggebruikers (0-26%). De HIV prevalentie bij de heteroseksuele bevolkingsgroep varieerde van 0 tot 1,4%. Het aantal gevallen van Chlamydia is gelijk gebleven en gonorroe daalde met 16%. Het aantal gevallen van syfilis en virale SOA nam echter nog steeds toe. In 2000-2003 is het aantal gevallen van syfilis bij mannen meer dan verdubbeld. Deze forse toename van syfilis komt grotendeels op het conto van homo/biseksuele mannen. Genitale wratten zijn de meest voorkomende virale SOA. In 2003 is de resistentie tegen ciprofloxacin bij gonorroe toegenomen tot 9%. In Amsterdam wordt deze resistentie voor het eerst vaker gezien bij homo/biseksuele mannen dan bij heteroseksuelen. De epidemie van LGV bij, voornamelijk HIV positieve, homo/biseksuele mannen heeft tot intensivering van surveillance geleid. Op 1 september 2004 waren 92 gevallen gerapporteerd. Na (inter)nationale berichtgeving over deze epidemie worden gevallen nu ook vanuit andere Europese landen gemeld. In Nederland lijkt LGV nog steeds langzaam toe te nemen. Bekend HIV positieve personen nemen een belangrijk deel van de SOA voor hun rekening: 20% van alle gonorroe, chlamydia en syfilis in homo/biseksuele mannen wordt gezien bij HIV positieven. We concluderen dat het seksuele risicogedrag bij homo/biseksuele mannen onverminderd hoog is met een reeel risico op verdere verspreiding van SOA en HIV. Continue alertheid is geboden om verdere verspreiding van SOA en HIV te voorkomen en hierbij dient te worden gezocht naar innovatieve methoden in preventie en interventie.
dc.format.extent980000 bytesen_US
dc.format.extent1032177 bytes
dc.format.mimetypeapplication/pdf
dc.language.isoenen_US
dc.publisherRijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu RIVMen_US
dc.relation.ispartofseriesRIVM rapport 441100020en_US
dc.relation.urlhttp://www.rivm.nl/bibliotheek/rapporten/441100020.htmlen_US
dc.subject.othersoanl
dc.subject.otherhivnl
dc.subject.otheraidsnl
dc.subject.othersurveillancenl
dc.titleHIV and Sexually Transmitted Infections in the Netherlands in 2003en_US
dc.title.alternativeHIV en SOA in Nederland in 2003en_US
dc.typeReport
dc.contributor.departmentCIEen_US
refterms.dateFOA2018-12-18T15:57:32Z
html.description.abstractThe increasing trend of Sexually Transmitted Infections (STIs), as observed in the last few years, seemed to have stabilised in 2003. The continuous increase of syphilis diagnoses and the outbreak of Lymphogranuloma venereum (LGV) among men who have sex with men (MSM), indicate an increase of sexual risk behaviour. Permanent alertness will be required to prevent a further spread of STIs and HIV. As of August 2004, a total of 9767 HIV cases were reported in the Netherlands, of which 847 were newly diagnosed in 2003. By the end of 2003, there were an estimated 16400 people living with HIV/AIDS in the Netherlands. MSM still accounted for the majority of the registered cases, although the proportion decreased over time. The increase of heterosexually acquired infections in recent years seemed to have levelled off in 2003. HIV prevalence in the Netherlands was highest among MSM (0-22%) and injecting drug users (IDUs) (0-26%). HIV prevalence among heterosexuals varied between 0-1.4%. In 2003, the number of diagnoses of genital chlamydial infection remained stable; the number of diagnoses of gonorrhoea decreased by 16%. However, diagnoses of syphilis and viral STIs continued to increase in 2003. Between 2000 and 2003, the number of syphilis diagnoses more than doubled among men. This sharp increase can largely be attributed to MSM. Genital warts were the most common viral STI. The percentage of ciprofloxacin resistance seemed to have increased fairly rapidly in 2003. In Amsterdam, the prevalence of gonococcal antimicrobial resistance was, for the first time, higher in MSM than in heterosexuals. Enhanced surveillance of LGV was started in the Netherlands in a response to the outbreak of LGV among, predominantly HIV infected, MSM. By September 2004, 92 cases of LGV had been reported. LGV had been reported by other European countries as well, following the international alerts in January 2004. Known HIV infected individuals accounted for an important part of STIs: 20% of all diagnoses of gonorrhoea, chlamydia and syphilis among MSM were seen in known HIV infected MSM. Therefore we can conclude that unsafe sex practices are on-going in MSM with a potential risk of a further spread of STI and HIV. Permanent alertness and innovative prevention and intervention methods will be needed to prevent a further spread of STIs and HIV.
html.description.abstractDe toename van seksueel overdraagbare aandoeningen (SOA), die de afgelopen jaren werd waargenomen, lijkt in 2003 enigszins te zijn gestabiliseerd. De continue toename in het aantal gevallen van syfilis en de epidemie van Lymphogranuloma venereum (LGV) bij homo/biseksuele mannen duidt echter op toename in onveilig seksueel gedrag. Continue alertheid is nodig om verdere verspreiding van SOA en HIV te voorkomen. Per augustus 2004 zijn 9767 personen met HIV geregistreerd, waarvan 847 gediagnosticeerd in 2003. Eind 2003 waren er naar schatting 16400 personen in Nederland geinfecteerd met HIV. Homo/biseksuele mannen vormden hierbij nog steeds de grootste groep. Het aandeel van heteroseksuelen met HIV steeg de laatste jaren, maar lijkt zich in 2003 te stabiliseren. De hoogste HIV prevalentie in Nederland werd gevonden bij homo/biseksuele mannen (0-22%) en injecterende druggebruikers (0-26%). De HIV prevalentie bij de heteroseksuele bevolkingsgroep varieerde van 0 tot 1,4%. Het aantal gevallen van Chlamydia is gelijk gebleven en gonorroe daalde met 16%. Het aantal gevallen van syfilis en virale SOA nam echter nog steeds toe. In 2000-2003 is het aantal gevallen van syfilis bij mannen meer dan verdubbeld. Deze forse toename van syfilis komt grotendeels op het conto van homo/biseksuele mannen. Genitale wratten zijn de meest voorkomende virale SOA. In 2003 is de resistentie tegen ciprofloxacin bij gonorroe toegenomen tot 9%. In Amsterdam wordt deze resistentie voor het eerst vaker gezien bij homo/biseksuele mannen dan bij heteroseksuelen. De epidemie van LGV bij, voornamelijk HIV positieve, homo/biseksuele mannen heeft tot intensivering van surveillance geleid. Op 1 september 2004 waren 92 gevallen gerapporteerd. Na (inter)nationale berichtgeving over deze epidemie worden gevallen nu ook vanuit andere Europese landen gemeld. In Nederland lijkt LGV nog steeds langzaam toe te nemen. Bekend HIV positieve personen nemen een belangrijk deel van de SOA voor hun rekening: 20% van alle gonorroe, chlamydia en syfilis in homo/biseksuele mannen wordt gezien bij HIV positieven. We concluderen dat het seksuele risicogedrag bij homo/biseksuele mannen onverminderd hoog is met een reeel risico op verdere verspreiding van SOA en HIV. Continue alertheid is geboden om verdere verspreiding van SOA en HIV te voorkomen en hierbij dient te worden gezocht naar innovatieve methoden in preventie en interventie.


Files in this item

Thumbnail
Name:
441100020.pdf
Size:
1007.Kb
Format:
PDF

This item appears in the following Collection(s)

Show simple item record