Show simple item record

dc.contributor.authorPeijnenburg WJGM
dc.contributor.authorBaerselman R
dc.contributor.authorGroot AC de
dc.contributor.authorStrien C
dc.date.accessioned2007-02-23T15:35:37Z
dc.date.available2007-02-23T15:35:37Z
dc.date.issued2003-06-12en_US
dc.identifier607220009en_US
dc.identifier.urihttp://hdl.handle.net/10029/9014
dc.description.abstractQuality standards for heavy metals are based on the total amount of the metal present in the solid phase. In some cases risk limits are derived which are almost equal to the natural background concentration. Thereupon, it is insufficiently taken into account that some metals are essential for living organisms. These observations were ground for developing a conceptual framework for an improved risk assessment methodology that does take these aspects into account. As a first step towards implementation of the framework, toxicity tests were performed with natural substrates and biota that actually reside in these substrates. Thereupon, the bioavailability of the metals for the species tested is explicitly taken into account. It is concluded that integration of knowledge on soil chemistry (speciation and competition), the ecological characteristics of the test species, and the underlying mechanisms of toxicity do indeed enable future implementation of an improved methodology for risk assessment of heavy metals. It is shown that the dominant uptake routes for metals by specific classes of organisms as well as the presence of competing cations (especially H+) need to be specifically taken into account. The strategies employed by biota to detoxify accumulated metals could be used for developing improved risk assessment methodologies based upon internal metal levels as being the ultimate expression of bioavailability.
dc.description.abstractNormstelling van zware metalen geschiedt momenteel op basis van het totaalgehalte in de vaste fase. De methodiek leidt tot risicogrenzen die in de praktijk in sommige gevallen ongeveer gelijk zijn aan de achtergrondconcentratie. Bovendien houdt de methodiek onvoldoende rekening met het gegeven dat sommige metalen essentieel zijn voor het functioneren van organismen. Dit is reden geweest om een conceptueel kader op te stellen voor een verbeterde beoordelingmethodiek die wel met deze factoren rekening houdt. Het kader behoeft invulling. In dit rapport wordt nagegaan of het mogelijk is om toxiciteitstoetsen uit te voeren met natuurlijke substraten en met organismen die daadwerkelijk voorkomen in deze substraten, terwijl daarbovenop ook voldoende rekening gehouden wordt met de biobeschikbaarheid van de metalen. Geconcludeerd wordt dat integratie van kennis van de chemie van de bodem (speciatie en competitie), van de ecologische karakteristieken van de gebruikte toetsorganismen en van de achterliggende mechanismen van toxiciteit het inderdaad mogelijk maken om invulling te geven aan een verbeterde onderbouwing van de normstellingsmethodiek voor zware metalen. Concreet wordt aangetoond dat het belangrijk is om hierbij rekening te houden met de routes waarlangs organismen metalen accumuleren en de aanwezigheid van andere metaalionen (inclusief H+) in het poriewater. De wijze waarop geaccumuleerde metalen door organismen onschadelijk worden gemaakt en waardoor slechts een fractie van het in het beest aanwezige metaal toxisch is, zou gebruikt kunnen worden voor een verbeterde normstelling waarbij interne gehaltes als uitgangspunt genomen worden. Interne metaalgehaltes die daadwerkelijk beschikbaar zijn voor interactie met receptoren van toxiciteit kunnen immers als de ultieme uitdrukking van biobeschikbaarheid worden beschouwd.
dc.format.extent313000 bytesen_US
dc.format.extent319984 bytes
dc.format.mimetypeapplication/pdf
dc.language.isonlen_US
dc.publisherRijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu RIVMen_US
dc.relation.ispartofseriesRIVM rapport 607220009en_US
dc.relation.urlhttp://www.rivm.nl/bibliotheek/rapporten/607220009.htmlen_US
dc.subject.otherbiobeschikbaarheidnl
dc.subject.othernormstellingnl
dc.subject.otherrisicobeoordelingnl
dc.subject.otheraccumulatienl
dc.subject.othermetalennl
dc.subject.otherbodemnl
dc.subject.otherbodemorganismennl
dc.titleBiobeschikbaarheid van essentiele metalen voor bodem-organismen: zinktitratie als middel ter bepaling van accumulatie en toxiciteiten_US
dc.title.alternativeBioavailability of essential metals for soil dwelling organisms: zinc titration as a means of assessing accumulation and toxicityen_US
dc.typeReport
dc.contributor.departmentLERen_US
dc.contributor.departmentLACen_US
refterms.dateFOA2018-12-18T16:11:36Z
html.description.abstractQuality standards for heavy metals are based on the total amount of the metal present in the solid phase. In some cases risk limits are derived which are almost equal to the natural background concentration. Thereupon, it is insufficiently taken into account that some metals are essential for living organisms. These observations were ground for developing a conceptual framework for an improved risk assessment methodology that does take these aspects into account. As a first step towards implementation of the framework, toxicity tests were performed with natural substrates and biota that actually reside in these substrates. Thereupon, the bioavailability of the metals for the species tested is explicitly taken into account. It is concluded that integration of knowledge on soil chemistry (speciation and competition), the ecological characteristics of the test species, and the underlying mechanisms of toxicity do indeed enable future implementation of an improved methodology for risk assessment of heavy metals. It is shown that the dominant uptake routes for metals by specific classes of organisms as well as the presence of competing cations (especially H+) need to be specifically taken into account. The strategies employed by biota to detoxify accumulated metals could be used for developing improved risk assessment methodologies based upon internal metal levels as being the ultimate expression of bioavailability.
html.description.abstractNormstelling van zware metalen geschiedt momenteel op basis van het totaalgehalte in de vaste fase. De methodiek leidt tot risicogrenzen die in de praktijk in sommige gevallen ongeveer gelijk zijn aan de achtergrondconcentratie. Bovendien houdt de methodiek onvoldoende rekening met het gegeven dat sommige metalen essentieel zijn voor het functioneren van organismen. Dit is reden geweest om een conceptueel kader op te stellen voor een verbeterde beoordelingmethodiek die wel met deze factoren rekening houdt. Het kader behoeft invulling. In dit rapport wordt nagegaan of het mogelijk is om toxiciteitstoetsen uit te voeren met natuurlijke substraten en met organismen die daadwerkelijk voorkomen in deze substraten, terwijl daarbovenop ook voldoende rekening gehouden wordt met de biobeschikbaarheid van de metalen. Geconcludeerd wordt dat integratie van kennis van de chemie van de bodem (speciatie en competitie), van de ecologische karakteristieken van de gebruikte toetsorganismen en van de achterliggende mechanismen van toxiciteit het inderdaad mogelijk maken om invulling te geven aan een verbeterde onderbouwing van de normstellingsmethodiek voor zware metalen. Concreet wordt aangetoond dat het belangrijk is om hierbij rekening te houden met de routes waarlangs organismen metalen accumuleren en de aanwezigheid van andere metaalionen (inclusief H+) in het poriewater. De wijze waarop geaccumuleerde metalen door organismen onschadelijk worden gemaakt en waardoor slechts een fractie van het in het beest aanwezige metaal toxisch is, zou gebruikt kunnen worden voor een verbeterde normstelling waarbij interne gehaltes als uitgangspunt genomen worden. Interne metaalgehaltes die daadwerkelijk beschikbaar zijn voor interactie met receptoren van toxiciteit kunnen immers als de ultieme uitdrukking van biobeschikbaarheid worden beschouwd.


Files in this item

Thumbnail
Name:
607220009.pdf
Size:
312.4Kb
Format:
PDF

This item appears in the following Collection(s)

Show simple item record