Now showing items 1-20 of 15141

    • Mogelijke blootstelling aan ioniserende straling uit uraniumtegels in Nederlandse woningen

      T van Dillen; YZ Szeto; JE Baarsma (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu RIVM, 2023-12-08)
      In jarendertigwoningen kunnen keramische wandtegels zitten met uranium in de glazuurlaag. Ze zitten vooral op muren in entreehallen, trappenhuizen en portieken. Het uranium is aan de glazuurlaag toegevoegd om de tegels unieke kleuren te geven, bijvoorbeeld oranjerode tinten. Uranium is radioactief en zendt ioniserende straling uit. In de buurt van uraniumtegels ontstaat daardoor een hoger stralingsniveau. Mensen die dicht bij deze tegels verblijven of ze bewerken, lopen hierdoor een wat hogere stralingsdosis op. Uit verkennend onderzoek van het RIVM blijkt deze extra dosis klein te zijn. Iedereen staat dagelijks bloot aan ioniserende straling van natuurlijke stralingsbronnen, zoals bouwmaterialen, voedsel en kosmische straling. De gemiddelde dosis die een inwoner van Nederland aan al deze bronnen samen oploopt is ongeveer 1700 microsievert per jaar. De extra dosis door uraniumtegels (minder dan 100 microsievert) zou daar maximaal 6 procent aan toevoegen. Waarschijnlijk is de dosis in de praktijk nog lager dan uit dit onderzoek blijkt. Het RIVM heeft namelijk uit voorzorg de dosis berekend voor ongunstige scenario’s, bijvoorbeeld met lange verblijftijden in een hal. Aanleiding voor dit onderzoek was de melding van een bezorgde bewoner van een jarendertigwoning bij de Autoriteit Nucleaire Veiligheid en Stralingsbescherming (ANVS). Deze persoon had zelf hogere stralingsniveaus in de hal en het trappenhuis gemeten. Het RIVM heeft de dosis berekend voor alleen deze woning met 44 uraniumtegels (elk van 15 cm bij 1 cm). In de scenario’s is ook gekeken naar het radioactieve stof dat kan vrijkomen bij verbouwingen of het boren van een gaatje in een uraniumtegel. Ondanks de lage stralingsdosis raadt het RIVM mensen aan om ervoor te zorgen zo min mogelijk van dat stof in te ademen. Dat kan door een stofmasker te gebruiken, voor goede ventilatie te zorgen, en een stofzuiger bij het boorgat te houden. De resultaten gelden voor woningen met het soort uraniumtegels uit de onderzochte woning. Voor Nederlandse woningen met andere soorten uraniumtegels zijn geen harde uitspraken te doen zonder verder onderzoek. Het RIVM verwacht niet dat de stralingsdoses daarin hoger zullen zijn. Het is niet bekend hoeveel woningen uraniumtegels hebben. Veel van deze tegels zijn vermoedelijk al tijdens verbouwingen verwijderd.
    • Opgaven voor volksgezondheid en zorg op weg naar 2050. Vooruitblik Volksgezondheid Toekomstverkenning 2024

      L den Broeder; C Couwenbergh; H Hilderink; J Polder (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu RIVM, 2023-12-04)
      Het RIVM blikt elke vier jaar vooruit op ontwikkelingen in de volksgezondheid en zorg. Het doet dat op verzoek van het ministerie van VWS. Vanwege de vervroegde verkiezingen in november 2023 en de kabinetsformatie worden alvast de inzichten gegeven die er tot die tijd zijn. De volledige Volksgezondheid Toekomstverkenning verschijnt in juni 2024 (VTV-2024). Daarin staan resultaten die nu nog niet bekend zijn en worden mogelijke oplossingen gegeven. De inzichten gaan over de toekomst van onze gezondheid en zorg tot 2050 en beschrijven drie grote opgaven op weg daarheen. De eerste is hoe de gezondheid van alle Nederlanders kan worden verbeterd. Leefstijl, zoals bewegen en gezonde voeding, heeft veel invloed op onze gezondheid. Het gaat daar bij een flink deel van de Nederlanders niet goed mee. Nu hebben veel mensen al overgewicht en dat worden er in de toekomst nog meer. Ook zorgen de omstandigheden waarin sommige mensen wonen, werken en leven voor een slechtere gezondheid. Hoe dat zich uit, verschilt per situatie. Armoede heeft bijvoorbeeld andere gevolgen voor alleenstaande oudere mannen dan voor gezinnen met jonge kinderen. De tweede opgave is hoe goede zorg en ondersteuning mogelijk wordt gemaakt. De komende jaren stijgt de vraag naar zorg, vooral doordat steeds meer mensen heel oud worden. De zorgvragen worden ook ingewikkelder omdat mensen verschillende gezondheidsproblemen tegelijk hebben. En dat terwijl het tekort aan professionals en mantelzorgers alleen maar groter wordt. Het is daarom belangrijk om na te denken wat goede zorg inhoudt, en of we dat op een andere manier kunnen leveren dan nu. Een belangrijke vraag daarbij is wat kwaliteit van leven voor mensen betekent. De derde opgave is hoe de leefomgeving de gezondheid kan verbeteren. Een grote uitdaging hierbij is de klimaatverandering. Tegelijkertijd is gebleken dat aanpassingen aan een ander klimaat ook kansen bieden voor een gezondere leefomgeving. Koele plekken met groen en water helpen bijvoorbeeld om hitte op te vangen. Zo'n omgeving stimuleert tegelijkertijd dat mensen naar buiten gaan, gaan sporten en elkaar ontmoeten. Ook hier is het belangrijk dat dit voor alle Nederlanders mogelijk is.
    • Advies uitvoering monitoringsfunctie eerste 1000 dagen

      MM Harbers; M Mollers; CA Baan (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu RIVM, 2023-12-04)
      Een goede start in het leven begint al voor de geboorte, zelfs nog voor de bevruchting en de zwangerschap. Kinderen die in de eerste 1000 dagen van hun leven blootstaan aan bijvoorbeeld stress, slechte voeding, rook of mishandeling, beginnen met een achterstand. Hierdoor kunnen zij zich op fysiek, mentaal en sociaal gebied minder goed ontwikkelen. Het ministerie van VWS wil daarom meer inzicht krijgen hoe de zorg voor en gezondheid van (aanstaande) zwangeren en kinderen zich ontwikkelen in de eerste 1000 dagen. Het heeft het RIVM gevraagd een werkwijze voor te stellen om informatie hierover uit bestaande databronnen te halen. Denk aan gegevens over zwangerschappen van Perined en gegevens over sociale omstandigheden van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS). De bedoeling is om deze gegevens via een monitor met elkaar in verband te brengen en in samenhang te duiden. Voor dit advies heeft het RVIM het veld rond de eerste 1000 dagen betrokken, van vertegenwoordigers van zorgprofessionals en patiënten, tot beleidsmakers en onderzoekers. Het RIVM adviseert om de monitor stapsgewijs te ontwikkelen in een learning community. Daarin werken vertegenwoordigers van zorgprofessionals en patiënten, beleidsmakers en onderzoekers samen en leren ze van elkaar. Door stapsgewijs te werken, transparant te zijn en open te staan voor reflectie, kan de monitor tussentijds worden aangepast en steeds beter vormkrijgen. Ook kan de monitor zo meebewegen met de ontwikkelingen in het veld, bijvoorbeeld wat de beschikbaarheid van data betreft. Verder kan hij hierdoor goed aansluiten bij de behoeften van het veld en bij andere monitors van het RIVM over de geboortezorg. Het advies is om in 2024 eerst met alle betrokken partijen te bepalen welke onderwerpen of onderzoeksvragen met voorrang een antwoord moeten krijgen (werkagenda). Daarna werkt een kerngroep het eerste onderwerp stapsgewijs en ‘lerend’ uit. De kerngroep bepaalt ook welke data en analysemethoden worden gebruikt en hoe de data samen met het veld worden geduid. Daarna komen andere onderwerpen aan bod.
    • The 28th EURL-Salmonella workshop. 22 and 23 May 2023, Online

      KA Mooijman (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu RIVM, 2023-12-04)
      In May 2023, the EU Reference Laboratory (EURL) for Salmonella organised the workshop for the European National Reference Laboratories (NRLs) for the 28th year. The aim of the workshop is to exchange information between the EURL and the NRLs. The workshop was held online for the fourth time. Among other things, the results of four ring trials were presented. The EURL had organised three of these ring trials to monitor the quality of the NRLs. The NRLs scored well for the detection of Salmonella in hygiene swabs and in flaxseed. In the ring trial for Salmonella typing, the NRLs also achieved a good performance. The aim of the fourth ring trial was to determine the quality of a method for identification of a Salmonella type. This method uses DNA techniques and will be published as an International Standard method (ISO). The ring trial results are summarised in an annex to this new ISO and will give information on the application and quality of the ISO method. Another presentation provided information on the developments in the area of international and European standardisation of microbiological methods. Several standard methods lack quality information, which is also the case for the ISO culture method for detection of Salmonella in food products and other product types. An ISO working group will investigate how to assess this quality information. The NRL-Salmonella from Germany presented a study on the application of Whole Genome Sequencing (WGS). WGS is a DNA technique that enables very precise typing of micro-organisms. The NRL showed that this relatively new technique met the quality standards of the laboratory. Every year, some NRLs-Salmonella give a presentation on how they fulfil their statutory duties. This year, these were the NRLs-Salmonella from Bosnia and Herzegovina, Germany, Lithuania and Luxembourg. The EURL-Salmonella forms part of the National Institute for Public Health and the Environment (RIVM) and organises this workshop every year. One important task of the EURL-Salmonella is to monitor the performance of the European NRLs for this bacterium.
    • Long-Term Exposure to Low-Level and Mortality: Investigation of Heterogeneity by Harmonizing Analyses in Large Cohort Studies in Canada, United States, and Europe.

      Chen, Jie; Braun, Danielle; Christidis, Tanya; Cork, Michael; Rodopoulou, Sophia; Samoli, Evangelia; Stafoggia, Massimo; Wolf, Kathrin; Wu, Xiao; Yuchi, Weiran; et al. (2023-12-01)
      Studies across the globe generally reported increased mortality risks associated with particulate matter with aerodynamic diameter ≤2.5μm (PM2.5) exposure with large heterogeneity in the magnitude of reported associations and the shape of concentration-response functions (CRFs). We aimed to evaluate the impact of key study design factors (including confounders, applied exposure model, population age, and outcome definition) on PM2.5 effect estimates by harmonizing analyses on three previously published large studies in Canada [Mortality-Air Pollution Associations in Low Exposure Environments (MAPLE), 1991-2016], the United States (Medicare, 2000-2016), and Europe [Effects of Low-Level Air Pollution: A Study in Europe (ELAPSE), 2000-2016] as much as possible.
    • Aanbod van zelftesten in Nederland

      van Vliet, E; Onstwedder, S; Stadhouders, N; Dinant, G-J; Jansen, M; Rodenburg, W (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu RIVM, 2023-11-30)
      Met behulp van zelftesten kunnen consumenten inzicht krijgen in risico op ziekte, gepersonaliseerde leefstijladviezen of zelfs trachten een diagnose te stellen. Voorstanders van zelftesten pleiten voor zaken als een toename in privacy en vroegdiagnostiek, daar waar tegenstanders bijvoorbeeld de risico’s en kosten van vals-negatieven en -positieven sterk benadrukken (1, 2, 3). Huisartsen hebben aangegeven niet vaak patiënten te zien die een zelftest hebben uitgevoerd, maar hebben wel behoefte aan een verbetering in de informatievoorziening rondom zelftesten (4). Een overzicht van het huidige aanbod van zelftesten kan helpen om meer informatie over het aanbod te verzamelen, en de impact van de markt te verkennen/duiden.
    • Monitor Mentale gezondheid en Middelengebruik Studenten hoger onderwijs 2023

      J Nuijen; A Verweij; J Dopmeijer; A van Wamel; A van Wamel; M Buijs; M van der Horst; C van den Brink (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu RIVM, 2023-11-30)
      Voor de tweede keer is een indruk gekregen van de mentale gezondheid van studenten in het hoger beroepsonderwijs en op de universiteit. Ruim 32.000 studenten vulden in het voorjaar van 2023 daarover een online vragenlijst in. Hierbij zijn ook vragen gesteld over het gebruik van middelen zoals alcohol, tabak en cannabis. Verder is in kaart gebracht welke factoren samenhangen met de mentale gezondheid en het middelengebruik. Met een deel van de deelnemende studenten gaat het mentaal redelijk tot goed in 2023. Een derde van hen geeft hun leven een 7, en ruim een kwart een 8 of hoger. Tegelijkertijd heeft een aanzienlijk deel psychische klachten. Zo heeft 44 procent van de deelnemende studenten depressie-/angstklachten. Ongeveer dezelfde of hogere percentages gelden voor emotionele uitputtingsklachten, vaak prestatiedruk of (heel) veel stress ervaren en eenzaamheid. Wat de middelen betreft wordt alcohol veruit het meest gebruikt. Van de studenten die drinken is 10 procent een overmatige drinker en 16 procent een zware drinker. De resultaten geven grofweg hetzelfde beeld als de eerste monitor van 2021. Ze geven nog duidelijker aan dat mentale gezondheid en middelengebruik niet los te zien zijn van de sociale en maatschappelijke omgeving waarin studenten leven. Naast de studie zijn onder andere de kosten van het dagelijks leven en de krappe woningmarkt belangrijke stressbronnen. Het is daarom belangrijk om niet alleen de mentale weerbaarheid van studenten te verbeteren, maar ook aandacht te hebben voor hun omgeving. Op sommige vlakken lijkt de mentale gezondheid iets te zijn verbeterd ten opzichte van de eerste monitor, die tijdens de coronapandemie werd gehouden. In 2023 ervaren minder deelnemende studenten emotionele uitputtingsklachten, prestatiedruk, en eenzaamheid dan in 2021. Factoren die bijdragen aan een goede mentale gezondheid zijn onder andere steun uit de omgeving en voldoende tijd voor ontspanning. Onder andere risicovol gebruik van sociale media en maatschappelijke stressbronnen hangen samen met een mindere mentale gezondheid. Het gebruik van de meeste middelen is gelijk gebleven in 2023. Sommige middelen lijken minder te zijn gebruikt, zoals cannabis. Elke dag of regelmatig vapen lijkt wel populairder te zijn geworden. Veel alcohol drinken komt onder andere vaker voor bij studenten met een hoge studieschuld en studenten die met anderen in een studentenhuis wonen. Het Trimbos-instituut, het RIVM en GGD GHOR Nederland hebben deze monitor opgezet en uitgevoerd. Dit is gedaan op verzoek van de ministeries van OCW en VWS.
    • Cijferrapportage Monitor mentale gezondheid 2023. Eerste landelijke overzicht

      M Hiemstra; M van Bon-Martens; M Savelkoul; B Snijders (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu RIVM, 2023-11-30)
      Het RIVM en het Trimbos-instituut hebben voor het eerst een overzicht gemaakt van cijfers die bekend zijn over de mentale gezondheid in Nederland. De cijfers worden zonder toelichting of conclusies gegeven. Er wordt nog onderzoek gedaan naar factoren die samenhangen met mentale gezondheid en wat dat betekent voor beleid. De resultaten daarvan worden in 2025 bekend. De cijfers zijn onderverdeeld in drie thema’s: het mentale welbevinden, mentale problemen en psychische aandoeningen. De informatie gaat over de Nederlandse bevolking in zijn geheel en over verschillende (leeftijds)groepen, studenten en werkenden. Het overzicht laat zien welke cijfers beschikbaar zijn voor achttien graadmeters (indicatoren) waarmee de drie thema’s over mentale gezondheid in beeld wordt gebracht. Voorbeelden zijn hoe veerkrachtig mensen zich voelen, of ze eenzaam zijn, het aantal mensen met burn-outklachten en een angststoornis. Tegelijkertijd maakt het overzicht duidelijk welke informatie ontbreekt. Dit is het eerste onderdeel van de Monitor mentale gezondheid en is gemaakt in opdracht van het ministerie van VWS(Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport ). Dit ministerie gaat de informatie gebruiken voor de landelijke aanpak 'Mentale gezondheid: van ons allemaal’ om de mentale gezondheid in Nederland te verbeteren. De monitor loopt tot 2025 en laat zien hoe de mentale gezondheid van de Nederlandse bevolking zich ontwikkelt. In 2024 worden de actuele cijfers over de indicatoren voor heel Nederland online gepubliceerd. Deze informatie wordt ingedeeld naar leeftijd, geslacht, en sociaaleconomische positie. Als dat kan, worden de cijfers per regio of gemeente gegeven.
    • Impact of more intense smoking parameters and flavor variety on toxicant levels in emissions of a Heated Tobacco Product.

      Davigo, M; Klerx, W N M; van Schooten, F J; Opperhuizen, A; Remels, A H V; Talhout, R (2023-11-30)
    • Regional differences in historical diphtheria and scarlet fever notification rates in The Netherlands, 1905-1925: a spatial-temporal analysis.

      McDonald, Scott A; van Wijhe, Maarten; de Melker, Hester; van Meijeren, Dimphey; Wallinga, Jacco (2023-11-29)
      Digitized weekly mandatory notification data for 1905-1925, municipality level, were aggregated into 27 'spatial units' defined by unique combinations of province and population density category (high: more than 4500; mid : 1250-4500; low: less than 1250 inhabitants km-2). Generalized additive regression models were fitted to estimate the associations between notification rates and population density, infant mortality rate and household income, while adjusting for temporal trends per spatial unit.
    • Differential associations of horizontally and vertically transmitted symbionts on Ixodes ricinus behaviour and physiology.

      Bakker, Julian W; Begemann, Hannah L M; Fonville, Manoj; Esser, Helen J; de Boer, Willem F; Sprong, Hein; Koenraadt, Constantianus J M (2023-11-29)
    • Evaluating the Added Value of Digital Contact Tracing Support Tools for Citizens: Framework Development.

      Baron, Ruth; Hamdiui, Nora; Helms, Yannick B; Crutzen, Rik; Götz, Hannelore M; Stein, Mart L (2023-11-29)
    • Gezondheidseconomische aspecten van de Covidpandemie

      de Boer, P; van Exel, J; Fransen, M; Jansen, T; Meulman, I; Polder, J; Prevoo, T; Romijn, G; Uiters, E; Vader, S; et al. (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu RIVM, 2023-11-28)
      De coronapandemie en de bestrijding daarvan hebben grote gevolgen gehad voor de samenleving en economie in Nederland. Het RIVM brengt enkele gevolgen hiervan in beeld als opstap naar een Maatschappelijke Baten en Kosten Analyse (MKBA(maatschappelijke kosten-batenanalyse)). Zo zijn scenario’s van strengere en minder strenge maatregelen vergeleken. Ook is voor het eerst een brug geslagen tussen economische- en ziektemodelleringen. Vooral is onderzocht wat bij mensen uit verschillende inkomensgroepen de effecten van de pandemie waren op ziekte en sterfte door corona, op uitgestelde zorg en op de onderwijsprestaties van kinderen. De MKBA moet nog verder ontwikkeld worden, maar het model levert nu al belangrijke inzichten op. Deze inzichten kunnen beleidsmakers bij een volgende gezondheidspandemie helpen om betere afwegingen te maken. Het is daarbij vooral belangrijk om te kijken naar de gevolgen voor verschillende bevolkingsgroepen. Zo blijkt dat de coronapandemie bestaande verschillen tussen inkomensgroepen groter heeft gemaakt. Meer mensen met een lager inkomen zijn overleden aan corona. Verder blijkt dat mensen met een lager inkomen zich minder vaak in teststraten hebben laten testen, maar vaker met corona in het ziekenhuis en op de intensive care terechtkwamen. Daarnaast blijkt dat zij vaak minder snel uitgestelde zorg konden ‘inhalen’ dan mensen met hogere inkomens. Ook is gekeken hoe verschillende bevolkingsgroepen gezondheid en welzijn waarderen. Mensen blijken meer waarde te hechten aan hun welzijn dan aan gezondheid. Met dit inzicht kunnen betere afwegingen worden gemaakt tussen maatregelen die de gezondheid bevorderen, maar het welzijn schaden. Veerkracht blijkt voor alle inkomensgroepen groepen heel belangrijk. Mensen met een lager inkomen halen hun veerkracht vooral uit hun directe omgeving. Bij een nieuwe epidemie is het daarom belangrijk om, naast het landelijke beleid, de lokale bevolking actief te betrekken. Dat kan door informatie te geven die de hele bevolking bereikt en door contacten in wijken en buurten te stimuleren. Een vergelijking tussen enkele Europese landen maakt duidelijk dat extreme maatregelen, te streng of juist te soepel, schadelijk zijn voor zowel de volksgezondheid als de economie. Het is cruciaal om een gunstige balans te vinden tussen timing en de mate en duur van beperkingen. De bevolking zal maatregelen steunen wanneer ze proportioneel zijn en niet te vaak veranderen. Bij veel veranderingen verliezen lagere sociaaleconomische bevolkingsgroepen het vertrouwen in de overheid.
    • Tuberculose in Nederland 2022

      Slump, E; Anthony, R; Kamst-van Agterveld, MP; Mulder, AC; Schimmel, HJ; Stempher, E; de Vries, G (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu RIVM, 2023-11-28)
      In 2022 is in Nederland bij 635 mensen de ziekte tuberculose (tbc(Tuberculose)) vastgesteld. Dit is 6 procent minder dan in 2021 (673 patiënten). Deze daling past bij de ontwikkeling van de afgelopen twintig jaar dat in Nederland steeds minder mensen tuberculose hebben. In 2020 daalde het aantal tbc-patiënten sterker dan in de jaren ervoor. Van maart 2020 tot en met mei 2022 golden er in Nederland coronamaatregelen, zoals afstand houden of minder contact hebben met andere mensen. Waarschijnlijk kon de tbc-bacterie zich hierdoor minder makkelijk verspreiden. Een andere reden was de daling van het aantal immigranten en asielzoekers in Nederland door de wereldwijde reisbeperkingen in 2020. Tuberculose komt vaker voor bij personen die niet in Nederland zijn geboren; in 2022 was dat bij 4 van de 5 zieken het geval. De meesten kwamen uit Eritrea (70), gevolgd door Marokko (59) en Somalië (36). In Afrika en Azië komt tuberculose veel voor. De infectieziekte tuberculose wordt veroorzaakt door een bacterie en kan besmettelijk zijn. Van de 635 tbc-patiënten in 2022 had meer dan 60 procent tuberculose in de longen, de overige patiënten hadden tuberculose buiten de longen. Een kwart van alle patiënten had de besmettelijkste vorm (open tuberculose). Als een persoon wel besmet is met de bacterie maar (nog) geen tuberculose heeft, dan wordt dat een tuberculose-infectie genoemd. Door een tuberculose-infectie vroeg op te sporen kunnen mensen worden behandeld voordat ze ziek worden. Dit zorgt ervoor dat minder mensen tuberculose krijgen. In 2022 zijn er (naast de 635 personen die ziek waren) bijna 1200 personen met een tuberculose-infectie gemeld. Ruim een kwart is gevonden door bron- en contactonderzoek in de omgeving van een tbc-patiënt. Een derde werd opgespoord door nieuwkomers te testen uit landen waar tuberculose veel voorkomt. Het RIVM rapporteert elk jaar de cijfers over tuberculose en tuberculose-infectie om te zien welke effecten maatregelen hebben om tuberculose in Nederland terug te dringen. Deze maatregelen staan beschreven in het Nationaal plan tuberculosebestrijding 2021-2025.
    • Jaarrapportage monitor gecombineerde leefstijl interventie (GLI) 2023

      Oosterhoff, M; de Weerdt, AC; de Vries, E; Feenstra, T; de Wit, A (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu RIVM, 2023-11-27)
      Een Gecombineerde Leefstijlinterventie (GLI) is een behandeling voor mensen met overgewicht en obesitas. Het doel is om via een gezondere leefstijl een gezonder gewicht te bereiken. Dit gebeurt bijvoorbeeld door aandacht te besteden aan voeding, beweging, slaap en stress. De behandeling duurt maximaal een jaar, waarna er een onderhoudsfase volgt. In totaal duurt het programma twee jaar. Sinds 2019 volgt het RIVM de ontwikkelingen rondom de GLI en de resultaten bij de deelnemers. Tussen 2019 en 31 mei 2023 zijn in totaal ruim 82 duizend personen met een GLI-programma begonnen. Dat is een verdubbeling van het aantal sinds 31 mei 2022 (40.000). Het aantal deelnemers verschilt sterk per regio: in de provincie Gelderland doen 3 keer zoveel mensen met overgewicht en obesitas mee als in bijvoorbeeld de regio Gooi- en Vechtstreek. Aan het einde van de behandelfase zijn deelnemers gemiddeld 4 kilo (3,6 procent) afgevallen. Het doel van alle behandelingen voor overgewicht en obesitas is dat deelnemers 5 procent of meer gewicht verliezen na één jaar behandeling. Een derde van de GLI-deelnemers heeft dit doel bereikt aan het einde van de behandelfase. Maar ook minder gewichtsverlies of een stabiel gewicht verbetert de gezondheid al, omdat het de kans op diabetes type 2 of slijtage aan de knie verkleint. Dit was bij 83 procent van de GLI-deelnemers het geval. Afhankelijk van de definitie is de behandeling met een GLI tot nu toe dus matig tot zeer succesvol. Het blijkt uit te maken in welk jaar mensen met de GLI zijn begonnen. Hoe korter geleden, hoe beter de resultaten. Een verklaring kan zijn dat er steeds meer ervaring is opgedaan met de GLI-programma’s. Deelnemers vinden na de behandelfase hun kwaliteit van leven flink verbeterd in vergelijking met de periode voor de GLI. De gemiddelde score die deelnemers aan hun kwaliteit van leven gaven nam toe met 7,5 punten op een schaal van 0 tot 100. Bij deelnemers die 5 procent of meer van het gewicht verloren, verbeterde de kwaliteit van leven nog meer (11,3 punten). Bij deelnemers met een kleinere gewichtsafname was dat wat lager (5,7 punten).
    • Earthworm Coelomocyte Internalization of MoS Nanosheets: Multiplexed Imaging, Molecular Profiling, and Computational Modeling.

      Sun, Kailun; White, Jason C; He, Erkai; Van Gestel, Cornelis A M; Zhang, Peng; Peijnenburg, Willie J G M; Qiu, Hao (2023-11-27)
      Fully understanding the cellular uptake and intracellular localization of MoS2 nanosheets (NSMoS2) is a prerequisite for their safe applications. Here, we characterized the uptake profile of NSMoS2 by functional coelomocytes of the earthworm Eisenia fetida. Considering that vacancy engineering is widely applied to enhance the NSMoS2 performance, we assessed the potential role of such atomic vacancies in regulating cellular uptake processes. Coelomocyte internalization and lysosomal accumulation of NSMoS2 were tracked by fluorescent labeling imaging. Cellular uptake inhibitors, proteomics, and transcriptomics helped to mechanistically distinguish vacancy-mediated endocytosis pathways. Specifically, Mo ions activated transmembrane transporter and ion-binding pathways, entering the coelomocyte through assisted diffusion. Unlike molybdate, pristine NSMoS2 (P-NSMoS2) induced protein polymerization and upregulated gene expression related to actin filament binding, which phenotypically initiated actin-mediated endocytosis. Conversely, vacancy-rich NSMoS2 (V-NSMoS2) were internalized by coelomocytes through a vesicle-mediated and energy-dependent pathway. Mechanistically, atomic vacancies inhibited mitochondrial transport gene expression and likely induced membrane stress, significantly enhancing endocytosis (20.3%, p < 0.001). Molecular dynamics modeling revealed structural and conformational damage of cytoskeletal protein caused by P-NSMoS2, as well as the rapid response of transport protein to V-NSMoS2. These findings demonstrate that earthworm functional coelomocytes can accumulate NSMoS2 and directly mediate cytotoxicity and that atomic vacancies can alter the endocytic pathway and enhance cellular uptake by reprogramming protein response and gene expression patterns. This study provides an important mechanistic understanding of the ecological risks of NSMoS2.
    • Frailty is related to serum inflammageing markers: results from the VITAL study.

      van Sleen, Yannick; Shetty, Sudarshan A; van der Heiden, Marieke; Venema, Milou C A; Gutiérrez-Melo, Nicolas; Toonen, Erik J M; van Beek, Josine; Buisman, Anne-Marie; van Baarle, Debbie; Sauce, Delphine (2023-11-27)
    • A Bayesian inference method to estimate transmission trees with multiple introductions; applied to SARS-CoV-2 in Dutch mink farms.

      Van der Roest, Bastiaan R; Bootsma, Martin C J; Fischer, Egil A J; Klinkenberg, Don; Kretzschmar, Mirjam E E (2023-11-27)