Beuker RJBerns MPHRozendaal CM vanSnijders BMJansen MHoebe CJPALaar MJW van de2012-12-122012-12-122001-06-29906900919http://hdl.handle.net/10029/260862Tussen 30 oktober 1998 en 27 mei 1999 werd bij 222 IDs uit Heerlen en Maastricht een bloedmonster en een vragenlijst naar risicogedrag afgenomen. De IDs werden geworven via methadon-posten (63%), laagdrempelige instellingen voor druggebruikers (19%), straatwerving (10%) en arrestantenverblijven (7%). Van de 214 IDs waren 30 deelnemers HIV-positief (prevalentie 14,0%; 95% betrouwbaarheidsinterval [BI] 9,7 - 19,4%). De HIV-prevalentie was hoger in Heerlen (21,6%) dan in Maastricht (5,1%). In Heerlen was een stijgende trend te zien ten opzichte van eerdere metingen (1994: 10%). Van de 134 actueel spuitende IDs had 14% in de laatste zes maanden een gebruikte spuit of naald van een ander geleend. Van hen was 11% HIV-positief. Dertien procent had een spuit of naald uitgeleend. Vijfenveertig procent van de IDs had langer dan zes maanden voor het onderzoek spuiten/naalden van een ander geleend, waarvan 24% HIV-positief was. Veertig procent van de IDs had in de laatste zes maanden een vaste seksuele partner gehad. Bij 36% hiervan was deze partner geen druggebruiker, bij 21% een niet-injecterende druggebruiker. Met de vaste seksuele partner werd in 89% van de contacten niet altijd een condoom gebruikt. Met losse partners en klanten worden condooms vaker gebruikt (niet altijd condoom gebruikt: losse partners 49%, klanten 25%). Door de aanwezigheid van spuitgerelateerd en seksueel risicogedrag in combinatie met een hoge HIV-prevalentie is het risico op HIV-transmissie aanwezig.Between October 30 1998 and May 27 1999, a serum sample and a questionnaire on risk behaviour were obtained from 222 IDU in Heerlen and Maastricht. Participation was on a voluntary basis and anonymous. Participants were recruited at methadone treatment sites (63%), low-threshold daytime care projects (19%), 'on the street' (10%), and in detainment sites (7%). Of 214 IDU, 30 persons were found to be infected with HIV (prevalence 14.0%, 95% confidence interval [CI] 9.7 - 19.4). Seroprevalence was higher in Heerlen (21.6%) than in Maastricht (5.1%) and has increased in Heerlen since 1994 (11%). Eighteen (14%) out of 134 currently injecting IDU borrowed syringes or needles in the last 6 months (1996: 17%, 1994: 19%, not significant). These percentages seem to be similar in the other cities in our surveillance studies. Condom use was very low during sexual contact between steady partners; this was found consistently for the total group (89% not always using a condom). 26% of the IDU have a non-drug user as a steady sexual partner. In spite of several prevention programmes, residual injecting and sexual risk behaviour continues. The presence of high risk behaviour in combination with a high HIV-prevalence indicates the risk of further spread of HIV infectionapplication/pdf56 p387 kbnl02aidshivepidemiologiedruggebruikSurveillance van HIV-infectie onder injecterende druggebruikers in Nederland: meting Heerlen/Maastricht 1998/1999Surveillance of HIV infection among injecting drug users in the Netherlands: results Heerlen/Maastricht 1998/1999Report2012-12-12