Hair dye allergy in consumers : Evaluation of the allergy alert test
Average rating
Cast your vote
You can rate an item by clicking the amount of stars they wish to award to this item.
When enough users have cast their vote on this item, the average rating will also be shown.
Star rating
Your vote was cast
Thank you for your feedback
Thank you for your feedback
Series/Report no.
RIVM rapport 340300006Type
ReportLanguage
nl
Metadata
Show full item recordTitle
Hair dye allergy in consumers : Evaluation of the allergy alert testTranslated Title
Allergie voor haarkleurstoffen bij consumenten : Evaluatie van de allergietestPubliekssamenvatting
Allergie voor haarkleurstoffen bij consumenten Evaluatie van risico's en voordelen van de allergietest De huidige allergietesten voor haarverf die consumenten via de productinstructie aangeboden krijgen, voldoen niet. In deze testen blijkt namelijk veel variatie voor te komen. De test moet dan ook worden gestandaardiseerd. Dit blijkt uit onderzoek van het RIVM, waarin de voor- en nadelen van de allergietest voor consumenten zijn geëvalueerd. Dit is gedaan op basis van de bestaande opinie van de SCCS (de Europese wetenschappelijke commissie voor consumentenveiligheid), openbare literatuur en interviews met deskundigen.Het RIVM vindt het in principe waardevol dat consumenten van haarverf via de productinstructie wordt geadviseerd eerst een test te doen om vast te stellen of zij voor dit product allergisch zijn. Huidallergie veroorzaakt door haarverf is immers een groot probleem, zowel voor consumenten als kappers. Producenten van haarverf geven in de productinstructie het advies om 48 uur vóór het gebruik van de haarverf te testen of er sprake is van een overgevoeligheid. Deze allergietest is slechts een alarmsignaal waarmee consumenten worden gewaarschuwd om hun haren niet te verven. Ook wordt hen geadviseerd om een dermatoloog te bezoeken voor verder medisch onderzoek.
Tevens blijkt dat niet bekend is of consumenten de test zelf goed kunnen uitvoeren en interpreteren. Aanbevolen wordt dit nader te onderzoeken. Daarnaast wordt aanbevolen om onder consumenten en kappers meer bewustwording te creëren over de risico's van haarverf, bijvoorbeeld door middel van informatiecampagnes.
The allergy alert test advised by manufacturers of hair dyes in their instruction leaflets as a means of testing for hair dye allergy is inadequate in its present form. Standardization of the test protocols is required as these vary significantly between manufacturers. This is the conclusion drawn from the risk/benefit evaluation of the allergy alert test performed by RIVM. This evaluation was based on the current opinion of the SCCS (Scientific Committee on Consumer Safety), publicly available literature and interviews with experts in the field of skin allergy.
The induction of contact allergy and allergic contact dermatitis by oxidative hair dyes represents a significant health problem among consumers and hairdressers. In this context, the RIVM considers the allergy alert test in principle to be a valuable tool for assessing whether a specific hair dye product can elicit an allergic skin reaction in individual consumers. The instruction leaflets of hair dye products currently recommend that consumers always perform an allergy alert test 48 hours prior to each application of a hair dye product. In case of a positive test result, indicating a possible sensitivity to the hair dye product, consumers are advised not to apply the hair dye product and to seek medical advice to determine the cause of the reaction.
Whether consumers are able to adequately perform and evaluate an allergy alert test is unknown at the present time. It is therefore recommended that the industry further investigates this. It is also recommended that a campaign be launched with the aim of creating more awareness among consumers and hairdressers of the potential risks associated with the use of hair dyes.
Sponsors
VWSCollections
Related items
Showing items related by title, author, creator and subject.
-
Time trends in prevalence of sensitization to milk, egg and peanut in the NetherlandsEzendam J; van der Klis FR; van Loveren H; GBO; LIS (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu RIVM, 2010-04-01)Tussen 1995 en 2007 is in Nederland het aantal mensen dat allergisch is voor pinda's toegenomen. Voedselallergie voor koemelk en ei is niet toegenomen. Dit blijkt uit onderzoek van het RIVM uitgevoerd in opdracht van de Voedsel en Warenautoriteit (VWA) om trends vast te stellen in de mate waarin voedselallergie in Nederland voorkomt. In het onderzoek is de mate waarin voedselallergie voorkomt gebaseerd op de aanwezigheid van IgE-antistoffen tegen pinda, melk of ei in bloed, een maat voor allergische sensibilisatie. Ongeveer 30 tot 60% van de personen met deze antistoffen heeft daadwerkelijk allergische klachten. In westerse landen zijn in de jaren tachtig en negentig van de vorige eeuw allergische aandoeningen zoals astma en eczeem sterk toegenomen. Enkele studies tonen aan dat voedselallergie voor pinda ook aan het toenemen is. Het is echter nog niet bekend welke genetische en omgevingsfactoren deze toename kunnen verklaren. Pinda-allergie heeft een grote invloed op de kwaliteit van leven. Allergische mensen die per ongeluk pinda's eten kunnen daar levensbedreigende symptomen van ondervinden. Dit kan alleen voorkomen worden door geen pinda's te eten. Dat is niet altijd gemakkelijk omdat pinda's in veel voedingsproducten worden verwerkt. Voor deze studie is de aanwezigheid van IgE-antistoffen tegen de onderzochte voedingsstoffen in bloed bepaald. De bloedmonsters zijn in twee perioden afgenomen, waartussen ongeveer tien jaar tijd zit (1995/1996 en 2006/2007). De mate waarin sensibilisatie voorkomt is voor vier leeftijdscategorieen bepaald: 0 tot 4 jaar, 5 tot 18 jaar, 19 tot 40 jaar en 41 tot 79 jaar.
-
Biomerkers in neuslavage voor effecten van luchtverontreiniging bij gezonde personen en patienten met allergische en astmatische aandoeningen. (Een literatuurstudie)Steerenberg PA; Dormans JAMA; Fischer PH; van Bree L; van Loveren H; PAT; CCM; TOX (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu RIVM, 1994-04-30)Several times per year the one-hour maximum ozone concentration of 240 mug/m3, which is the Dutch air quality guideline, is exceeded. Epidemiological studies show a relation between photochemical episodes, like ozone, and an increase in respiratory symptoms. It is important to show which effects ozone has on the respiratory tract and at which concentration these effects occur. In experimental studies in which humans are exposed to ozone, the lower airway is investigated by studying biopsies and bronchial lavage fluid (BAL). These techniques can not be applied in epidemiological studies with large healthy human populations, because the techniques are very time consuming and invasive. The nose is the prime port of entry for inspired air, and therefore, the first region of the respiratory tract that comes into contact with airborne pollutants. Nasal lavage (NAL) has helped to analyse the stage of infection, immune response or allergic reaction. A literature search was undertaken to investigate whether or not NAL is useful to determine effects of photochemical air pollution and biomarkers predicting the presence of effects of pollution in the lower respiratory tract. This literature search showed that in experimental studies to ozone and in epidemiological studies at increased concentrations of photochemical air pollution the number of polymorphonuclear cells (PMN's), like neutrophils, and to a lower extent eosinophils is increased in NAL. These were not only shown in NAL, but also in BAL.<br>
-
Inhalation exposure to fragrance allergens : Are consumers at risk for respiratory allergies?Ezendam J; ter Burg W; Wijnhoven S; GBO ; SIR; vgc (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu RIVM, 2011-09-23)Er is momenteel onvoldoende kennis beschikbaar om vast te stellen of consumenten allergische klachten aan luchtwegen kunnen krijgen als zij allergene geurstoffen in consumentenproducten inademen. Dit blijkt uit onderzoek van het RIVM, in opdracht van de nieuwe Voedsel en Waren Autoriteit (nVWA). Geurstoffen komen voor in diverse consumentenproducten voor, zoals parfums en verzorgingsproducten en schoonmaakmiddelen. Van 26 geurstoffen is bekend dat ze een huidallergie kunnen veroorzaken. Een productinventarisatie van het RIVM heeft aangetoond dat bijna al deze 26 allergene geurstoffen eveneens gebruikt worden in luchtverfrissers. Consumenten worden hierbij dus ook via de ademhaling blootgesteld aan deze geurstoffen. Onbekend is echter of deze vorm van blootstelling allergische reacties in de luchtwegen kan veroorzaken. Er zijn namelijk geen valide methoden beschikbaar om dit gezondheidsrisico vast te stellen. Bovendien zijn de gehaltes van de geurstoffen in de producten niet bekend, zodat het onmogelijk is om een schatting van de mate van blootstelling te maken. Wel tonen inhalatiestudies met muizen die het RIVM heeft uitgevoerd aan dat een van vijf onderzochte allergene geurstoffen een ongewenst effect op het immuunsysteem van de luchtwegen lijkt te hebben. Of dat ook een risico vormt voor de consument is nog niet duidelijk. Daarnaast zijn er geringe aanwijzingen dat mensen die tijdens hun werk langdurig allergene geurstoffen inademen allergische luchtwegklachten ontwikkelen.