Publication

Surveillance van HIV-infectie onder injecterende druggebruikers in Nederland: meting Den Haag 2000

Citations
Altmetric:
Series / Report no.
Open Access
Type
Report
Language
nl
Date
2001-09-07
Research Projects
Organizational Units
Journal Issue
Title
Surveillance van HIV-infectie onder injecterende druggebruikers in Nederland: meting Den Haag 2000
Translated Title
Surveillance of HIV infection among injecting drug users in the Netherlands: results Den Haag 2000
Published in
Abstract
Tussen 21 maart en 3 juli 2000 werd bij 217 IDs uit Den Haag een bloedmonster en een vragenlijst naar risicogedrag afgenomen. De IDs werden geworven via methadonposten (35%) en laagdrempelige instellingen voor druggebruikers (65%). Van de 211 IDs waren vier deelnemers HIV-positief (prevalentie 1,9%; 95% betrouwbaarheidsinterval [BI] 0,5 - 4,8%). Vijfendertig procent van de deelnemers had antistoffen tegen HBc (vroeger doorgemaakte of huidige HBV-infectie), bij 3% van de deelnemers werd HBsAg aangetoond in het bloed (dragerschap). Bij 47% werden antistoffen aangetoond tegen HCV. De prevalentie van anti-HBc en anti-HCV is lager dan in andere Nederlandse steden. Van de 81 actuele spuiters had 20% in de laatste 6 maanden een gebruikte spuit of naald van een ander geleend, relatief veel in vergelijking met metingen in andere steden. Eveneens 20% had een spuit of naald uitgeleend. Eenenzestig procent van de IDs had in de laatste zes maanden een vaste seksuele partner gehad. Bij 48% van deze IDs was de vaste partner geen druggebruiker, bij 17% een niet-injecterende druggebruiker. Met de vaste seksuele partner werd in 84% van de contacten niet altijd een condoom gebruikt. Met losse partners en met klanten werden condooms vaker gebruikt. Door de lage HIV-prevalentie wordt het risico op verspreiding van HIV naar niet-IDs of de rest van de algemene bevolking laag ingeschat.
Between March 21 and July 3 2000, a serum sample and a questionnaire on risk behaviour were obtained from 217 IDU in Den Haag. Participation was on a voluntary basis. Participants were recruited at methadone treatment sites (35%) and low-threshold daytime care projects (65%). Of 211 IDU, four persons were found to be infected with HIV (prevalence 1.9%, 95% confidence interval [CI] 0.5 - 4.8). Thirtyfive percent of the participants had antibodies to HBc (previous or current HBV-infection), for 3% of the participants HBsAg was detected in the blood (carrier). Of the IDU, 47% had antibodies to HCV. The prevalence of anti-HBc and -HCV is lower than in other cities in the Netherlands. Sixteen (20%) out of 81 currently injecting IDU borrowed syringes or needles in the last 6 months, this level is somewhat higher than in other cities studied in the Netherlands. Twenty percent lent syringes or needles to other IDU. Condom use was very low during sexual contact between steady partners (84% not always using a condom). 48% of the IDU have a non-drug user as a steady sexual partner. With casual partners and clients, condoms were used more often. The risk of further spread of HIV among IDU in Den Haag is low. At this low level of HIV prevalence, the risk of spread to non-IDU or the general population is also low.
Description
Publisher
Parnassia Psychometrisch Centrum
GGD Den Haag
Sponsors
IGZ
DOI
PMID
Embedded videos