Beweeg- en sportgedrag van mensen met een chronische aandoening of lichamelijke beperking
Average rating
Cast your vote
You can rate an item by clicking the amount of stars they wish to award to this item.
When enough users have cast their vote on this item, the average rating will also be shown.
Star rating
Your vote was cast
Thank you for your feedback
Thank you for your feedback
Series/Report no.
RIVM rapport 2015-0064Type
ReportLanguage
nl
Metadata
Show full item recordTitle
Beweeg- en sportgedrag van mensen met een chronische aandoening of lichamelijke beperkingPubliekssamenvatting
Volwassenen met gezondheidsproblemen bewegen minder dan volwassenen zonder deze problemen. Ook doen zij minder vaak aan sport dan mensen die deze problemen niet hebben. Bij gezondheidsproblemen gaat het om chronische aandoeningen, zoals gewrichtsklachten en hart- en vaatziekten, en om een slechtere psychische gezondheid. Daarnaast gaat het om lichamelijke beperkingen, waaronder motorische, gezichts- en gehoorbeperkingen.Dit blijkt uit onderzoek dat het RIVM heeft uitgevoerd in opdracht van het ministerie van VWS. Hierbij is gebruik gemaakt van zelfgerapporteerde data van ruim 380.000 volwassenen uit de Gezondheidsmonitor Volwassenen GGD'en, CBS en RIVM 2012. Voor een goede gezondheid geldt de Nederlandse Norm voor Gezond Bewegen (NNGB): tenminste vijf dagen per week gedurende dertig minuten matig intensief bewegen. De berekening van de NNGB heeft lagere afkapwaarden om te bepalen of een activiteit matig intensief is voor 55+'ers dan voor 19-54-jarigen. Daarom is het voldoen aan de NNGB voor 55+'ers minder streng dan voor 19-54-jarigen en zijn de resultaten apart gepresenteerd voor deze leeftijdsgroepen.
Van mensen met gezondheidsproblemen in de leeftijd van 19 tot 55 jaar haalt, afhankelijk van het gezondheidsprobleem, 33 tot 52 procent deze beweegnorm, tegenover 55 procent van de gezonde mensen uit deze leeftijdsgroep. Dit percentage is voor mensen van 55 jaar en ouder met gezondheidsproblemen 42 tot 71 procent, tegenover 84 procent van de gezonde mensen van die leeftijd.
Het aantal mensen dat wekelijks sport, neemt af naarmate ze ouder worden. Van de gezonde 55+'ers sport 54 procent wekelijks, versus 68 procent onder de gezonde 19- tot 54-jarigen. Dit is bij mensen met gezondheidsproblemen respectievelijk 22 tot 39 procent en 33 tot 56 procent. Fitness wordt door zowel gezonde mensen als mensen met gezondheidsproblemen het meest beoefend. Mensen met een motorische beperking sporten het minst, namelijk 33 en 22 procent (onder 19-54- respectievelijk 55+-jarigen). Ook voldoet deze groep mensen het minst aan de beweegnorm.
Het beleid van het ministerie van VWS is erop gericht mensen te stimuleren om te bewegen en te sporten, ongeacht een aandoening of beperking. Nu duidelijk is geworden dat mensen met een aandoening of beperking minder bewegen en sporten, is het van belang om inzicht te krijgen in de redenen daarvan. Inzicht in hun behoeften aan sport of beweging en of het aanbod aansluit bij hun behoeften is van groot belang.
Persons with health problems participate less in physical activities, including sports, than persons without such health problems. Health problems include chronic diseases, like musculoskeletal disorders, cardiovascular diseases, and mental conditions, as well as physical disabilities, such as mobility, visual, and hearing impairments.
These are the results of a study performed by the National Institute of Public Health and the Environment commissioned by the Dutch Ministry of Health, Welfare and Sports (VWS). In this study, self-reported data of over 380,000 adults from the Dutch 'Public Health monitor 2012' was used. The Dutch Physical Activity Guideline (NNGB) recommends to perform at least moderate intensity activities for a minimum of 30 minutes per day during 5 or more days per week. The cut-off points in this guideline for activities of moderate intensity are lower for persons aged 55+ compared to those aged 19-54. Therefore, adherence to the guideline is less strict for the older age group than for persons aged 19- 54 year, and results are presented separately for the two age groups.
Among persons with health problems aged 19-54 years, 33 to 52 per cent, depending on the health problem, adheres to the NNGB, against 55 per cent of healthy persons in this age group. In persons with health problems aged 55 years and over, this percentage is 42 to 71 per cent, versus 84 per cent in healthy 55+ year olds.
The number of persons performing sports on a weekly basis decreases with age; 54 per cent of the healthy 55+ year olds is involved in sports versus 68 per cent of the healthy 19-54 year olds. For persons with health problems, these percentages are 22 to 39 per cent and 33 to 56 respectively. The most common type of physical activity is fitness for both healthy persons and persons with health problems. Persons with a mobility impairment have the lowest level of sports participation, i.e. 33 and 22 per cent in 19-54 and 55+ years, respectively. This group also meets the NNGB less often.
The Ministry of VWS aims to promote physical activity and sports in the entire Dutch population, regardless of the presence of health problems. We therefore recommend to find out why the levels of physical activity and sports are lower in persons with a disease or disability, what their needs are with respect to physical activity and sports and whether facilities fit these needs.
Sponsors
Ministerie van VWSCollections