Kwaliteitscontrole parameters van de Nederlandse Down syndroom screening laboratoria met de combinatietest, 2016
Citations
Series / Report no.
Open Access
Type
Language
Date
Research Projects
Organizational Units
Journal Issue
Title
Translated Title
Published in
Abstract
De kwaliteit van de eerste trimester combinatietesten die zeven Nederlandse screeningslaboratoria op Down syndroom uitvoerden, voldeed in 2016 in het algemeen aan de daarvoor gestelde eisen. Dit blijkt uit een evaluatie van het RIVM. Hiermee wordt voldaan aan de opdracht van het ministerie van VWS aan het RIVM om de kwaliteit van de combinatietest te laten bewaken. <br> <br>De screening op het syndroom van Down is sinds 1 januari 2007 voor iedereen beschikbaar in een landelijk screeningsprogramma. Later is hieraan de screening op de syndromen van Edwards en Patau aan toegevoegd. Voor de screening worden de concentraties van een hormoon en een eiwit gemeten via een bloedtest en wordt een nekplooimeting via een echo bij de foetus uitgevoerd. <br> <br>In 2016 zijn in totaal 62371 screeningstests uitgevoerd; daarmee liet 35,4 procent van de zwangeren een combinatie test uitvoeren. Dat is een kleine stijging ten opzichte van 2009-2015. <br> <br>De laboratoria voeren alle bloedanalyses binnen de combinatietest uit. De kansberekening op basis van die bloedanalyse en de nekplooimeting kan óf door het laboratorium óf door een deel van de echocentra in Nederland worden uitgevoerd. Bij de laboratoria heeft de kansberekening in 2016 voor 42 procent van de totaal afgenomen combinatietesten plaatsgevonden. Voor de evaluatie van een deel van de kwaliteitsindicatoren waren alleen de gegevens over de kansberekening van de laboratoria beschikbaar. Hiernaast heeft het regionaal centrum SPSNN de perifeer-uitgevoerde berekeningen beschikbaar gesteld. <br> <br>De leeftijd waarop de test in 2016 het meest frequent wordt afgenomen varieert van 31,3 tot 32,8 jaar tussen de laboratoria. Het aantal zwangeren dat volgens de screeningtest een verhoogde kans heeft op een kind met het syndroom van Down ligt bij alle laboratoria tussen de 3,8 en 5,8 procent. Deze verschillen ontstaan onder andere doordat de gemiddelde leeftijd van zwangeren die voor deze screeningstests kiezen per regio iets verschilt. <br>
The first trimester combined tests for Down syndrome that is carried out by the seven Dutch screening laboratories was in line with the quality requirements in 2016. These are the findings of an assessment by RIVM. This meets the directive of the Dutch Ministry of Health, Welfare and Sport to ensure the quality of the combined test. <br> <br>Since 1 January 2007, screening for Down syndrome has been available to all pregnant women, as part of a nationwide screening programme. Screening for Edwards' syndrome and Patau syndrome was added to the programme later. The screening is based on the measurements of a particular hormone and protein level, combined with an ultrasound scan measuring nuchal translucency. <br> <br>A total of 62,371 screening tests were carried out in 2016 which means that 35.4 per cent of pregnant women opted for the test in 2016. This is slightly more than in 2009-2015. <br> <br>The laboratories performed all the blood analyses of the first trimester combined test. The complete risk calculation based on the blood analysis and nuchal translucency was carried out by either the laboratories or by some of the ultrasound scanning centres in the Netherlands. The risk calculations for 42 per cent of the total number of combined tests performed in 2016 were made in the laboratories. This evaluation is based only on the probability calculations provided by the laboratories, supplemented by the complete risk calculations supplied by one regional centre (SPSNN). <br> <br>The maternal age at which the test was most frequently conducted in 2016 varied between the laboratories, with median ages ranging from 31.3 to 32.8. The number of pregnant women who had an increased risk of having a child with Down syndrome varied slightly per laboratory (between 3.8 and 5.8 per cent). These differences were caused, among other things, by the average age of the participating pregnant women, which differed slightly from one region to another. <br>